vinyl, zij daarom nog niet absoluut maatvast genoemd mochten
worden. Het ging erom of deze praktisch maatvast waren, dan wel
of zodanige voorzorgen konden worden getroffen dat de deelstukken
van de kaart precies op elkaar pasten. Aan dit passen worden im
mers de hoogste eisen gesteld. De Topografische dienst stond op
een keerpunt. Polyvinyl, zoals astralon en astrafoil, moest ver
dwijnen; welke keuze nu: glas als volkomen maatvast materiaal
of polyester. De vele proefnemingen wezen tenslotte uit, dat bij het
gebruik van polyester het volledig passen der deelstukken dan
alleen mogelijk was, als voor de verschillende stadia van het proces
verschillende soorten materiaal zouden worden toegepast, waardoor
de uitzetting hoe gering ook van het ene materiaal door de
krimping van het andere te niet zou worden gedaan. En hiermee
was de keuze gevallen op polyester. In de puur theoretische opzet
van de methode waarmee de Topografische dienst in de praktijk
is begonnen gold, dat Stabilene, Cronaflex en Cronar afwisselend
in het totale werkschema moesten worden gebruikt om de werking
te compenseren. De praktijk heeft uitgewezen dat ook bij toepassing
van twee soorten materiaal, t.w. Stabilene enerzijds (Stabilene
Y466 voor de gravure en Stabilene Peelcoat voor de vlaktinten)
en Cronaflex anderzijds een resultaat wordt verkregen, waarbij
zich geen passingsmoeilijkheden voordoen. Dit komt in hoofdzaak
omdat op Stabilene Y466 en op Stabilene Peelcoat geen gelatinelaag
aanwezig is en op Cronaflex wel. En daarmee heeft de Topogra
fische dienst gelukkig het volkomen maatvaste materiaal, t.w. glas,
niet behoeven in te voeren.
Ook al ben ik me zeer goed bewust van de magnifieke eigenschap
pen van glas, toch zijn de nadelen van glas, zoals breekbaarheid,
onhandelbaarheid, zwaar gewicht enz., in de praktijk zeer hinderlijk.
We kunnen dan ook spreken van een gelukkige keuze van polyester,
een materiaal dat praktisch hetzelfde eindresultaat oplevert als
glas. Het waren dan ook in 1961 gedenkwaardige dagen voor het
bedrijf toen het gehele glasarchief onderwijl voor zover nodig
vastgelegd op Cronaflex films uit de dienst werd afgevoerd.
De Topografische dienst luchtte letterlijk op. Geen collodiumpro-
cédé meer, niets van dit alles; alleen nog het afsnijden van films
van de rol bleef over. Bovendien geen glas meer te overdekken met
een graveerlaagde voor gebruik gereed zijnde stabilenefolie kwam
ervoor in de plaats.
Zo was 1961 een even gedenkwaardig jaar als 1948 toen de laatste
lithografische steen verdween en zo zal vermoedelijk 1963 of 1964
het jaar worden waarin de aluminium-drukplaat definitief de zink
plaat verdrongen zal hebben.
In verband met het in register brengen van de verschillende deel
stukken van een kaart sprak ik destijds in Bern reeds over een pons
machine, die echter toen nog niet was geconstrueerd. Die eerste tijd
behielp de dienst zich met een ponstang om vier gaatjes in de deel
stukken aan te brengen. Met behulp van nippels werden de ver-
2Ö2