278
vervallenverklaring der akten (1686). Sinds 1711 werd op alle
leningsplaatsen een jaarlijkse rente of recognitie geheven. Deze
bron van inkomsten verminderde zozeer, omdat vele pachters het
voordeliger vonden eigendom aan te vragen, dat als compensatie
Van Imhoff de lenings-eigendom introduceerde (1743), een eigen-
domstitel die belastbaar is met een grondrente ter grootte van de
recognitie en maximaal 60 morgen kon omvatten. Met de vierde
titel in Hollandse tijd, de vijftienjarige erfpacht, kwam het bestuur
tussen 1732 en 1811 tegemoet aan eigenaars wier grond was uit
geput geraakt.
Na 1813, het jaar waarin gouverneur Cradock de eeuwigdurende
erfpacht invoerde, is uitsluitend onder deze titel nog grond uitge
geven. In tegenstelling tot de eigendom behoudt onder deze titel
het gouvernement zich het recht voor op alle kostbaar gesteente,
goud en zilver dat in de bodem zou worden gevonden en ook het
recht materiaal voor openbare wegen van de percelen weg te halen.
Aan het hoofd van een akte van eigendom, erfpacht of lenings
eigendom staat altijd een door een landmeter vervaardigde kaart.
Omdat eeuwigdurende-erfpacht-gronden meestal drieduizend mor
gen groot zijn, wordt na 1813 vanwege de omvang de kaart aan de
akte bevestigd. De kaarten geven_in het algemeen de topografie zeer
pover weer. De landmeetkundige werkzaamheden voor de verde
lingen van percelen bestonden uit de meting, de verdeling en het
plaatsen van de grensmerken, de kaartering van het afgesplitste
en resterende gedeelte en tenslotte de kopiëring van meer exemplaren
van de kaart voor registratiedoeleinden. Na 1770 is de samenstelling
van een kaart van het restant meestal nagelaten.
De landmeter kon voor verdelingen als particulier metingen ver
richten en verloor in de achttiende eeuw steeds meer zijn ambtelijke
status. Een periode van training bij een landmeter en het passeren
van een examen gaven adspiranten de bevoegdheid landmeter te
wordengezworen landmeters hadden een eed afgelegd nauwkeurig
en betrouwbaar werk af te leveren. Een landmeter-generaal van
wie de eerste in 1828 werd benoemd om toezicht te houden op alle
kadastrale metingen, examineerde sinds 1834 ahe kandidaat-land-
meters. Waarborgen van 400 werden verlangd voor de kosten die
het gouvernement mocht hebben vanwege foutief meetwerk. Na
1836 werden alle landmeters die aan deze twee eisen hadden voldaan,
gouvernementslandmeters genoemd. Gezworene landmeters konden
alleen werk van particulieren aanvaarden. Ofschoon de waarborg
in 1888 is afgeschaft, worden alle landmeters in de Kaapprovincie
nog gouvernementslandmeters genoemd.
Het landmeten verbeterde door de volgende maatregelen: de
regering betaalde pas als de landmeter-generaal de kaarten had
goedgekeurd (1836). Het weergeven van hoek- en lengtematen op
de kaart werd verplicht en op verzoek van vier en veertig land
meters accepteerde de bewaarder van de registers slechts door de
landmeter-generaal goedgekeurde kaarten (1857). Als de oor-