28i C. Hermetingen van meer dan een perceel. De eigenaars van meer dan de helft van aan elkaar grenzende percelen of de landmeter-generaal kunnen bij de minister van landen een hermeting aanvragen, waarbij de grenzen niet worden veranderd. Dit type hermetingen wordt zeer zelden toegepast. D. Verdelingsopmetingen. Als een eigenaar afzonderlijke registratie van één of meer stukken van zijn eigendom wil om bijv. een stuk te verkopen of er in zijn testament naar te kunnen verwijzen, kan hij iedere landmeter vragen het perceel voor hem te verdelen. Eerst onderzoekt de land meter of plaatselijke verordeningen over minimumgrootte van percelen e.d. de verdeling niet verbieden. Daarna meet hij de nieuwe grensmerken in en vervaardigt van ieder van de af te scheiden ge deelten drie kaarten, van het restant gewoonlijk niet. De landmeter- generaal keurt geen kaarten goed, als verschillen met de oorspronke lijke kaart een gegeven tolerans overschrijden en zal een hermeting type B gelasten. Omdat tussen de meting en de goedkeuring meer dan een jaar kan verlopen, wordt op de oorspronkelijke kaart een potloodlijn getrokken. Kadastrale metingen moeten, als zij binnen zekere afstand van tertiaire punten plaats vinden, daarop worden aangesloten, iets wat in 1930 bijna niet mogelijk was, omdat de tertiaire triangulatie toen pas op gang kwam. De eerste geodetische werkzaamheden in Zuid-Afrika verrichtte Abbé de la Caille, die de eerste meridiaan op het zuidelijk half rond mat van Kaapstad over meer dan een lengtegraad naar het noorden (1752). Bijna een eeuw later (1841-48) breidde MacLear dit werk uit tot ongeveer vier graden ten noorden van Kaapstad. Voor hydrografische doeleinden ondernam Baily een driehoeks meting van de zuidkust (1859-62). De geodetische triangulatie waarop alle driehoeksmeting thans is gebaseerd, begon onder leiding van Harer Majesteits Astronoom aan de Kaap, Sir David Gill. In 1879 stelde hij al een geodetische ketting voor die van Port Elizabeth op 34° Z.B. tot Noordkaap op~ 710 N.B. langs de 30e meridiaan zou reiken! Met aanvaarding van een gedeelte van MacLears waarnemingen werd een rooster van oost-west en noord-zuid kettingen, 5600 km in lengte, gemeten in de Kaapkolonie en Natal (1882-93) en uitgebreid door Natal, de Oranje-Vrijstaat en de Transvaal tot Rhodesië (1903-08), omvattend 326 punten met een gemiddelde zijdelengte van 43 km en een langste zijde van 163 km. De oorsprong van het net is het laplacepunt Buffelsfontein bij Port Elizabeth. Uit vergelijking met andere astronomische metingen berekende Gill een verschil in azimut van een halve secunde. Volgens de Rhodesische triangulatie zou het verschil drie secunden zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 49