Driehoeksmetingen van de tweede orde met zijden van ongeveer
vijftien kilometer begonnen al binnen de kettingen in 1903. De
triangulatie binnen een primaire driehoek wordt als een vrij net
volgens een benaderingsmethode vereffend en volgens de methode
van Schols eerst op twee basispunten van een primaire driehoek
en na tekening en aanzuivering van de verschilvector in het derde
punt op drie primaire punten aangesloten.
Punten van de derde orde liggen op een onderlinge afstand van
vijf a zes kilometer. Zij worden bepaald door insnijding en vereffend
volgens een eenvoudige grafische methode, waarop de in Nederland
bekende grafische methode Van der Sterr-Tienstra is gebaseerd.
De waarneming van punten van tweede en derde orde wordt
dikwijls op contract aan particuliere landmeters uitgegeven. Op het
ogenblik zijn er in praktisch het hele land tweede-orde-punten, en
tertiaire punten zijn er in alle plaatsen van enige economische
activiteit.
Als onderdeel van het geodetische werk werd van 1902-05 een
nauwkeurigheidswaterpassing uitgevoerd over een afstand van
duizend kilometer. Tussen 1925 en 1955 is hieraan nog zevenduizend
kilometer toegevoegd. Op knooppunten en afstanden van zestig
kilometer zijn primaire, ondergrondse waterpasmerken in beton
op massieve rots uitgehouwen. Om de tien kilometer bevinden zich
secundaire waterpasbouten in massieve rots of bruggehoofden en
om iedere kilometer zijn bronzen waterpasbouten geplaatst. Een
paar jaar geleden is de waterpassing weer hervat.
Het kantoor van de driehoeksmeting verzorgt ook de vervaardi
ging van topografische kaarten en thans is dit zelfs de belangrijkste
taak. Dr. ir. Koeman ontdekte in de archieven van de Nederlandse
Topografische dienst in 1950 de oudste kaarten van Zuid-Afrika.
Onder het honderdtal dat hij vond, waren de meeste uit de tijd
van gouverneur Van de Graaf (1785-91) en bevond zich de eerste
overzichtskaart van de Kaapkolonie, die qua volledigheid en nauw
keurigheid de algemene kaarten van Barrow (1801) en Lichten-
stein (1812) schijnt te overtreffen. Tot de landmeetkundige staf
van Van de Graaf behoorde de in Zuid-Afrika beroemde architect
Thibault, die onder Engels bestuur Kaapstad hermat (1811-14).
Op grond daarvan werden nieuwe eigendomsbewijzen uitgereikt,
de eerste kadastrale hermeting dus.
Een op het kantoor van de landmeter-generaal voorbereide kaart
van de Kaapkolonie in de schaal 1800 000 werd in 1876 in Londen
gedrukt en gevolgd door een meer betrouwbare herdruk in 1895. Op
de in de tweede helft van de negentiende eeuw uitgegeven zgn.
Divisional Maps, op schalen variërend van „een duim is 200 roeden"
tot „een duim is 1680 roeden", komen alle oorspronkelijke grond-
uitgiften voor. Deze kaarten vormden tot omstreeks 1920 de enige
betrouwbare kadastrale kaart van de Kaapprovincie. In Natal
werden kaarten van voornamelijk kadastraal karakter op een schaal
„een duim is een mijl" uitgegeven.
284