294
kon beginnen. Daar elke schattingsploeg over een secretaris be
schikte kon deze de waardebepalingen van elk der drie schatters
noteren. Dit is in de ruilverkaveling „Koningsdiep" consequent
gebeurd. Eén van de conclusies, die aan het eind worden getrokken
berust op deze notaties.
In „Heusden-Vlijmen" schatten 4 groepen 29 profielen (zie
tabel 2a), in „Koningsdiep" werden 37 profielen door 5 groepen
geschat (zie tabel 2b).
Hoewel het aantal uitkomsten per profiel gering is, nl. resp. 4 en 5,
zijn ook in dit geval de standaardafwijkingen per profiel berekend.
In „Heusden-Vlijmen" variëren zij van 0,6 tot 4,3 gulden per are
met een gemiddelde van 2,2 gulden per are; in „Koningsdiep" zijn
deze waarden resp. 0,7 tot 4,7, en 2,5 gulden per are. De standaard
afwijkingen, gerangschikt volgens de klassewaarden waarvoor ze
zijn berekend, zijn in de figuren ia en ib door middel van een stip
voorgesteld.
De standaardafwijking, berekend uit alle waarnemingen, is in
„Heusden-Vlijmen" 2,5 en in „Koningsdiep" 2,7 gulden per are.
De histogrammen van de grootheden Vtj Xtj ~Xt zijn in figuur
3 afgebeeld.
Enige beschouwingen en conclusies naar aanleiding van het resultaat.
1. Uit de resultaten blijkt, dat de standaardafwijking, berekend
voor de individuele schattingen bij „Heusden-Vlijmen" iets hoger
is dan die berekend uit de resultaten der schattingsploegen3,1
gulden per are tegenover 2,5 gulden per are. Bij de proef in de ruil
verkaveling „Koningsdiep" zijn beide bedragen gelijk: 2,7 gulden
per are.
Hieruit zou men de gevolgtrekking kunnen maken, dat de schat-
ting net zo goed door één schatter i.p.v. door drie zou kunnen ge
beuren. Welke schatter zou echter deze verantwoordelijkheid alleen
op zich willen nemen? Bovendien hebben zijn collega's toch wel
enigermate een corrigerende invloed.
2. Zo is gebleken dat een krachtige persoonlijkheid in een schat
tingsploeg het resultaat sterk beinvloedt. Bij het bodemprofiel
nr. 11 (tabel 2b) werd bijv. de waarde door schatter R2 op 26 gulden
per are geschat, door Ri en R3 beiden op 30 gulden per are. Na
overleg kwam men op 29 gulden per are. De schatters Ri en R3
hadden zich toch door R2 laten beinvloeden, want met de beoor
deling van de volgende profielen bleven zij aan de lage kant. De
profielen 12 tot 17 zijn wel erg laag geschat in vergelijking met
de andere ploegen. Opvallend is overigens dat ploeg R systematisch
lager, daarentegen ploeg T vrijwel voortdurend hoger dan het
gemiddelde uitkomt. Toch blijkt uit dit voorbeeld wel de corri
gerende invloed van de medeschatters, al was deze in dit geval
niet zo groot.
Opvallend is dat, indien de schatters geen overleg met elkaar ple
gen en hun waarnemingen worden opgeteld en het gemiddelde