Ons woordenboek vult dus wel een gaping op. Eén voordeel hebben
de „Elseviers" boven ons. Zij bestrijken alle meer dan drie talen,
de meeste vijf a zes, sommige zelfs acht. Maar, zoals de heer Har
kink in zijn artikel over „Het veeltalig woordenboek van de Inter
nationale Landmeters Federatie" (K. en L. 78 (1962) Nr. 3 (juni)
blz. 171-177) zegt: de D.M.G. is nog slechts een romp. Zij het een
fraaie. Een soort Venus van Milo. Er moet nu voor vele talen een
aanvullende woordenlijst worden gemaakt. Dat is de taak van de
nationale landmetersorganisaties, die bij de F.I.G. zijn aangesloten.
Die lijsten moeten uit twee delen bestaan. Een numeriek deel, met
equivalenten in de volgorde van het Franse hoofddeel, en een alfa
betisch deel, dat via de nummering, verwijst naar het hoofddeel.
Onnodig te zeggen dat de heer Harkink reeds aan de Nederlandse
aanvullende lijst gewerkt heeft (zie zijn artikel op blz. 176). In het
voorwoord van de D.M.G. wordt, in drie talen, uiteengezet, hoe men
met die aanvullende lijsten en het hoofddeel moet omgaan, en hoe
men bijv. van een Zweedse term het Nederlandse (of elk ander)
equivalent kan vinden. Gesteld natuurlijk dat de Zweedse en de
Nederlandse (of die andere) lijsten beide beschikbaar zijn.
Het artikel van de heer Harkink (dat, naar hij zelf in een noot
op blz. 171 meedeelt, gedeeltelijk steunt op het door mij reeds
eerder aangehaalde artikel van de heer Thuili.ier in „Géomètre")
geeft een buitengewoon boeiend en helder overzicht van de wor
dings- en ontwikkelingsgeschiedenis van ons woordenboek. Ik acht
mij ontslagen van de plicht die geschiedenis hier nog eens op te
halen. Men leze daartoe het stuk van Harkink.
Hier mogen nog slechts enkele feiten vermeld worden. Ook de
heer Heines, oud-Ingenieur-verificateur van het Kadaster, heeft
reeds lang geleden bouwstenen bijgedragen tot het werk dat thans
voor ons ligt. Hij heeft bijv. een lijst van 400 juridische vaktermen
in het Frans en het Nederlands opgesteld voor (zoals het toen nog
zou heten) het „Vocabulaire technique et juridique en plusieurs
langues" (zie Orgaan van de Vereniging voor Kadaster en Land
meetkunde, Nr. 2, juni 1947, blz. 5-7, alsmede Orgaan Nr. 5, mei
1948, blz. 17-21). Het woordenboek zoals het nu is geworden, is een
prachtig voorbeeld van internationale samenwerking. Dat blijkt al
uit de titelpagina (aan het hoofd van deze recensie aangehaald).
De grote mannen in dit verband zijn de ingenieurs Thuillier
(I.G.N.), Krüger (I.f.A.G.) en Kolonel Burnett (R.I.C.S.).
Harkinks loftrompet is hier reeds enige malen gestoken. Hem hier
expliciet nogmaals noemen, zou dus zinloos worden. De Uitgeverij
„Argus" heeft een prachtig boekwerk afgeleverd, gemakkelijk in
de hand liggend, goed gebonden, gedrukt op stevig helder papier,
met een mooie duidelijke letter.
Verantwoordelijk voor het werk is in feite Commissie I van de
F.I.G. (Commission du Dictionnaire technique). Haar voorzitter
(Prof. Louis Hegg, uit Lausanne) schreef het voorwoord tot de
D.M.G. De Commissie kan trots zijn op deze bekroning harer
3io