337
Het positief specialiteits-principe kan alleen worden verwezenlijkt
door een rechtsgeldig kadaster.
Het rechtsgeldig kadaster is alleen bestaanbaar onder de werking
der positieve specialiteit.
Het kadaster kan slechts dan volledige rechtskracht bezitten, als
het eeuwigdurend kan worden bijgehouden.
Het plan kan in het rechtsgeldig kadaster niet meer zijn dan een
figuurlijke voorstelling der wiskunstige gegevens, die de juiste
plaats van ieder grenspunt op het terrein bepalenin deze gegevens
zelf moet het volle identiteitsbewijs zijn gelegen.
De rechtskracht van het kadaster strekt nooit verder dan tot de
grens van nauwkeurigheid waarmee eene eigendomsgrens op het
terrein kan worden overgebracht".
Het artikel is in vlotte stijl geschreven; helder en zakelijk zijn
de oorzaken van de verschillen tussen terrein en kadastrale kaart
weergegeven. Boer bewees, dat „volkomen" rechtszekerheid ten
aanzien van de grenzen alleen mogelijk is door een kadaster, dat
„eeuwigdurend" als enig bewijs voor deze grenzen zou gelden. De
bescheiden, die openbaarheid aan de plaats der eigendomsgrenzen
zouden geven, moesten onafhankelijk zijn van de zichtbare
scheidingen, anders zou, zoals hij het uitdrukte, de plaats der grenzen
afhangen van de willekeur der tijdelijke eigenaren, en zou de
eigendom feitelijk alleen op bezit berusten (41).
Het is niet verwonderlijk dat de beoordelingen vrijwel alle bij
zonder waarderend waren, zij het met een ondertoon van niet
gemotiveerde twijfel over de haalbaarheid. Voor zijn meesterwerk
had Boer gebruik gemaakt van verschillende studies van anderen.
Maar dieper dan Wolterbeek ging Boer in op het belang en de
gevolgen van de grensbepaling voor de identificatie van het object.
Evenals Gleuns had hij groot vertrouwen in de technische
mogelijkheden van de landmeetkunde, maar hij bouwde er een
nieuw systeem mee op. Met Tideman had hij weliswaar een voorkeur
voor het positieve stelsel van openbaarheid gemeen, doch hij
beperkte zich tot enige grote lijnen. Door subject en object scherp
te scheiden, kwam hij tot de conclusie dat zijn rechtsgeldig kadaster,
in tegenstelling tot het Duitse kadaster, zou kunnen samengaan
met een negatief stelsel van openbaarheid. Terecht wees de land
meter Rietsema dan ook op „de oorspronkelijkheid van het
ensemble van het verband der deelen, dus van het verband der
grondslagen van een rechtsgeldig kadaster" (42).
Afgezien van Roegholt's ietwat zure veronderstelling,
dat de nauwkeurigheid van de uitzetting der grenzen niet gelijk
zal zijn aan die van de driehoeksmeting en dat de door Boer aan
gegeven methode uitkomsten zal geven „welke niet nauwkeurig
genoeg zijn om ze door de wet onfeilbaar te verklaren", is vrijwel
geen kritiek geleverd op de landmeetkundige verbeteringen, die
Boer voorstelde. Een bedekte kritiek op de termen „volkomen"
en „eeuwigdurend" kan men eerst bij Prof. Tienstra vinden en
later duidelijker bij Prof. Baarda en Prof. De Haan (43).