338 Gezien de laatst genoemde van de conclusies uit het artikel, had Boer zeker begrip voor nauwkeurigheid. Maar in principe kwam hij daardoor in tegenspraak met de absolute rechtskracht van het kadaster. Dit had eigenlijk moeten leiden tot groter begrip voor de betrekkelijkheid van de meerdere rechtszekerheid, die het gevolg zou zijn van het rechtsgeldig kadaster. Men moet Boer echter zien in de tijd waarin hij leefde; het begrip voor relativiteit moest nog groeien, iets waar onlangs De Haan op wees (44). Principiële kritiek kwam pas 5 jaar na de publikatie van Boer's artikel en wel van Mr. Achterberg, notaris te Oosterhout en voorzitter van de Notariële Vereniging. Diens aanmerkingen (45) betroffen vooral het uitbannen van de verjaring. Hij had hiermee nog wel willen instemmen, indien daardoor een grotere rechts zekerheid zou zijn verkregen. Hij constateerde echter, dat de klachten over de onzekerheid van de eigendom, niet zozeer een gevolg waren van de werking der verjaring als van de gebreken in de titels. Hij betwijfelde of het rechtsgevoel van ons volk inder daad doordrongen zou zijn van het beginsel der positieve speciali teit, zoals Boer dit stelt, en of dit rechtsgevoel geen rechtskracht ten aanzien van de eigendomsverkrijging zou willen toekennen aan een bezit sedert jaren. Boer had in zijn artikel de opmerking gemaakt, dat er lang zamerhand een toestand zou intreden „waarin geen eigenaar meer met juistheid de grenzen zijner eigendommen weet aan te wijzen, tenzij hij ze heeft laten afpalen overeenkomstig de kadastrale ge- gegevens en de teekens nog aanwezig zijn". Later heeft hij deze uitspraak iets trachten te verzachten door te verklaren dat er enige overdrijving in school. Maar Achterberg toonde aan, dat het rechtsgeldig kadaster zou leiden tot het omgekeerde van de feitelijke openbaarheid der grenzen en tot dezelfde rechtsonzeker heid die juist aanleiding was geweest tot de invoering der verjaring als middel van eigendomsverkrijging. Terecht wees hij erop dat voor een rechtsgeldig kadaster enkele ingrijpende wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek nodig zijn. Daarbij zou tevens een inconse quentie moeten worden ingevoerd, omdat de werking van de verjaring ten aanzien van gehele percelen anders zou worden dan die ten aanzien van gedeelten van percelen (grensstroken). Volgens Achterberg kon het rechtsgeldig kadaster slechts in aanmerking komen als aanvulling op het positief stelsel, ten einde tot een absolute openbaarheid te komen. Hij achtte het echter uit juridisch oogpunt een der grootste verdiensten van Boer's ver handeling aangetoond te hebben, dat door een positief stelsel nog geen absolute zekerheid omtrent de eigendom kon worden verkregen. Mr. Treub had bij op de grens gestichte gebouwen bezwaren tegen een absolute rechtskracht van het kadaster. In zijn repliek meende Boer, dat de verjaring een noodzakelijk kwaad was om de gebreken van het negatieve stelsel te bestrijden. Maar „geeft men zekerheid aan den eigendom op eene wijze, die onafhankelijk is van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 20