339
natuurlijk bezit, bijv. door volledige openbaarheid, zoodat een ieder
dus ook de bezitter, kan geacht worden den waren eigenaar te
kennen, dan behoeft de goede trouw niet meer verondersteld te
worden en aan de verjaring ontzinkt elke redelijke grond" (46).
Hij toonde hiermee zijn voorkeur voor het positieve stelsel. En
om de voordelen van dit stelsel ten aanzien van de specialiteit te
bewijzen, wees hij op die gevallen, waarin het publiek vertrouwde
op de kadastrale gegevens en ervaren moest dat het dit ten onrechte
gedaan had. Hij schonk echter weinig aandacht aan hetgeen mijns
inziens zou pleiten voor negatieve specialiteit, zoals de onbekend
heid van het publiek met de kadastrale grenzen, de mogelijkheid
van ambtelijke fouten, de onzekerheid omtrent de identiteit en de
bevoegdheid van de aanwijzers, de overgang naar het absolute
recht waarbij de omschrijving van de grens in de akte niet door de
rechter maar door de landmeter getoetst wordt. Verder valt het op,
dat Boer bij gewijzigde bezitsgrenzen in vele gevallen kwade
trouw veronderstelde.
Voor zijn rechtsgeldig kadaster moest Boer de zg. grensverjaring
introduceren: „Deze op grensbezit rustende verjaring moet ik voor
mijn doel streng van elke andere afscheiden". Voor Achterberg
bleef de onderscheiding tussen grensverjaring en andere verjaring
terecht onaanvaardbaar. Het zou, zoals De Haan opmerkte,
onlogisch zijn, aan de openbaarmaking van de grenzen van het
object een grotere rechtskracht toe te kennen dan aan de openbaar
making van het subject en het object zelf.
Aangezien Boer inzag hoe gering de kans was, dat het beginsel
der absolute rechtskracht van het kadaster ten aanzien van de
grenzen spoedig door onze juristen en wetgevers zou worden ge
huldigd, verving hij het ideaal van een rechtsgeldig kadaster door
het streven naar een bewijskrachtig kadaster. Het kadaster zou
hierbij erkend worden als bewijsmiddel in rechten, in kracht gelijk
staande met het wettelijk vermoeden. Het kadaster zou voor de
grenzen worden, wat de titel is voor een eigendom in zijn geheel:
„het verleent den eigenaar, wat hem tot nog toe ontbrak: het
bewijs van zijn recht. Voor dat bewijs moet de bezitter wijken,
tenzij hij ten petitoire een beter recht bewijst". Hiermee bood Boer
Achterberg en allen die dachten als hij, een „wapenstilstand" aan,
in de hoop, „hunne medewerking te verwerven tot het verkrijgen
eener wet, zonder welke geen duurzaam kadaster mogelijk is", een
kadaster dat moest dienen als „hulpmiddel ter vestiging eener
voldoende rechtszekerheid van den grondeigendom (47). Dit bewijs
krachtig kadaster is Boer zijn verdere leven blijven propageren.
De wet op de grensregeling is er een uitwerking van. In Boer's tijd
zou de bewijskracht meer invloed gehad hebben dan na 1934, toen
het mogelijk werd een wettelijk vermoeden met getuigenbewijs te
bestrijden.
Het streven naar bewijskracht had de volgende overwegingen tot
gevolg: