346 OosTERDijK-proces uit 1871 en 1873 van invloed geweest op Boer's meningsvorming. Terecht noemde Cohen in 1908 het argumenteren met de volksovertuiging een glibberig pad (63, 64). In 1888 deelde Boer zijn ontdekking mede van een hier te lande nog onbekend stelsel: het Torrensstelsel. In 1890 publiceerde hij een belangwekkende artikelenserie over Verkrijging van onroerende zaken. Beginselen van het negatieve, het Torrens- en Grondboekstelsel. Prof. Naber schreef hierover: „Daarmede gaf de geachte schrijver eene gewenschte leiding aan de studie der Australische wetgeving, eene studie, waarin hij ons aller voorganger geweest is, eene studie, die hij met rechtmatige trots zijn geestelijk kind mag noemen" (65). Het Australische Torrensstelsel had een veel positiever werking dan het Duitse grondboekstelsel. Behoudens enkele uitzonderingen leverde het certificaat in het Torrensstelsel, althans volgens Boer, „het meest volstrekte bewijs" van de daarin omschreven rechten, terwijl bij het grondboekstelsel alleen derden die te goeder trouw op het grondboek af gingen, beschermd werden (66). De bewijs kracht van het certificaat in het Torrensstelsel strookte aldus beter met het rechtsgeldig dan met het bewijskrachtig kadaster. De belangstelling voor de diverse stelsels was na Boer's artikel weer levendig geworden. Verschillende deskundigen publiceerden hun meningen. Boer werd, met Mr. Feith en notaris Moll, voor het congres in 1893 van de Nederlandse Juristen-vereniging uit genodigd als preadviseur over de vraag: Is herziening wenschelijk van het stelsel onzer wet omtrent eigendom van den grond in de richting van het Grondboek of het Torrensstelsel, of in anderen geest? Tevens stond het pro of contra van het bewijskrachtig kadaster op de agenda. Boer hield op het congres nog een krachtig pleidooi voor het Torrensstelsel. Volgens hem was de kernvraag: „Is het recht vaardig, is het billijk, dat de wet bepaaltde vervolgbaarheid van zakelijk recht is beperkt tot de tweede hand?", en hij vervolgde: „Mijne meening, dat het rechtsbewustzijn van ons volk spreekt voor dien regel, wordt niet gedeeld door mijne medepreadviseurs". Prof. Moltzer concludeerde, dat er in de praktijk niet zoveel verschil in rechtszekerheid bestaat tussen een grondboekstelsel en een verbeterd negatief stelsel. Bij de stemming verkreeg dit laatste de voorkeur met 38 tegen 31 stemmen. Voor Boer, de enige pre adviseur die een positief stelsel had voorgestaan, mag dit resultaat als een eervolle nederlaag worden beschouwd. Niet ten onrechte wees echter Cohen er later op, dat deze stemming eigenlijk „voor barig" was, omdat in de preadviezen en de discussies weinig over eenstemming heerste ten aanzien van de inhoud der termen „positief" en „negatief" (67). Nog enige jaren werd de discussie voortgezet en wel tussen Boer en Prof. Hamaker, die ook reeds vóór het congres zijn mening kenbaar had gemaakt. Hamaker, evenals Feith lid van de in 1887 ingestelde Staatscommissie, achtte de rangbepaling van de inge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 28