34»
uit dit ontwerp niet tot wet verheven. Volgens dit artikel moest in
de ter overschrijving aangeboden akten het onroerend goed hetzij
door opgave van de kadastrale kenmerken, hetzij op andere wijze,
nauwkeurig worden aangeduid. Hoewel Boer ernstige bezwaren
tegen dit artikel had, meen ik aannemende dat duidelijk is, wat
onder „nauwkeurig" moet worden verstaan dat deze bezwaren
wat overdreven waren. Uit een vrijwillig gebruik van de kadastrale
kenmerken, zou wellicht een zekere bewijskracht van de kadastrale
grens afgeleid kunnen worden, terwijl in het andere geval de
nauwkeurig omschreven goederen na opmeting kadastraal toegepast
zouden kunnen worden. De kadastrale grens zou aldus vermoedelijk
een vrij sterke feitelijke bewijskracht, en wel gegrond op de akte,
verkrijgen, ook zonder dat wettelijk de identiteit van de kadastrale
grens met de aktegrens zou worden verondersteld.
§8. Het Jubileum van de Notariële Vereniging
Gesteund door de uitspraak van een invloedrijk lichaam als de
Nederlandse Juristen-vereniging dacht men in landmeterskringen
reeds een goede stap op weg naar een bewijskrachtig kadaster te
zijn, mede omdat dit „gegronde hoop" deed koesteren, dat van de
zijde van het Departement van Justitie medewerking kon worden
verwacht. De Minister van Financiën was echter van mening, dat
een rechtsgeldig kadaster de belanghebbenden „veel moeite en
last" zou geven en de Staat „geen geringe vermeerdering van
kosten" zou opleveren. Hij concludeerde, „dat het kadaster geen
andere autoriteit moet hebben dan die welke het ontleent aan eigen
voortreffelijkheid" (72).
Opmerkingen in de Kamer leverden niets op, de Staatscommissie
van 1887 had in haar ontwerp-wet niet de bewijskracht van het
kadaster verwerkt, en het congres van de Nederlandse Juristen
vereniging had geen merkbaar resultaat opgeleverd; een nieuwe
spectaculaire uitspraak was welkom. Boer stelde daarom voor om
„onder neutrale leiding" van de Notariële Vereniging „een geregeld
en behoorlijk voorbereid debat" tussen hypotheekbewaarders en
landmeters uit te lokken (73). Op 29 september 1900 vond dit debat
plaats op de buitengewone vergadering ter ere van het 25-jarig
jubileum van de Notariële Vereniging en wel onder leiding van
Boer's vriend Treub. Preadviseurs waren de hypotheekbewaarder
Van Iterson, die opmeting van bezitsgrenzen in plaats van eigen-
domsgrenzen bepleitte, en de landmeter Gombault, die een bewijs
krachtig kadaster voorstond (74).
Buiten de landmeterskringen is de belangstelling voor het
onderwerp niet erg groot geweestaanwezig waren slechts 7
hypotheekbewaarders, 6 notarissen, 11 kandidaat-notarissen, waar
onder 2 ontvangers der registratie en 1 advocaat; daarentegen 53
landmeters, waaronder 3 ingenieurs-verificateur.
De motieven van de tegenstanders van een bewijskrachtig
kadaster waren