349 ie. de afbreuk die aan de bewijskracht wordt gedaan door de werking van de verjaring, door het niet verplicht stellen van aanwijzing en door het feit dat volgens hen latere recht verkrijgenden er niet aan gebonden zouden zijn, 2e. de betere leesbaarheid van een kaart waarop de terreinsvoor- werpen staan aangegeven, vergeleken met een kaart met eigen- domsgrenzen, 3e. de omkering van de bewijslast; in ons recht is juist aan het bezit een grote betekenis toegekend, 4e. de angst voor de kosten 42 miljoen volgens Van Iterson; 12 miljoen volgens Boer, 5e. de overtuiging of ervaring dat usurpatie of diefstal niet zo veelvuldig voorkomt en dat vele grensveranderingen het gevolg zijn van niet in akten vastgelegde overeenkomsten. Gezien deze argumenten bepleitte Bouman, administrateur der Registratie ten Departemente (waaronder ook het kadaster ressor teerde), een praktische oplossing: „Hoe meer volkomen het kadaster wordt, met des te meer vertrouwen zullen de burgers die onzeker zijn omtrent de grenzen hunner eigendommen, zich onderwerpen aan zijne uitspraken en des te meer beteekenis zal ook de rechter daaraan toekennen"; of met andere woorden: tweezijdige aan wijzing, goede meting, en goed veldwerk met aantekening van de aard van de scheiding en de aangemeten objecten zouden het kadaster, met behoud van de bestaande wettelijke bepalingen, aanmerkelijk waardevoller maken. Helaas was de discussie niet erg vruchtbaar. Bij de stemming verklaarden zich 69 der aanwezigen vóór, en 9 tegen een bewijskrachtig kadaster. Onder de voor stemmers bevonden zich de 53 aanwezige landmeters: de tegen stemmen kwamen van de advocaat en 8 registratie-ambtenaren (75) De volgende dag werd Boer in de algemene vergadering van de Vereniging voor K. en L. onder stormachtige toejuichingen een lauwerkrans aangeboden: „29 september 1900 zal voor U een onvergetelijke dag blijven". Boer zelf betuigde nuchter zijn erkentelijkheid voor het feit, dat alle 53 landmeters zijn ideëen hadden gesteund (76). Terecht concludeerde Bartelink in een nabeschouwing: „de technische en juridische vragen werden, al zijn ze niet geheel onafscheidelijk van elkaar, niet genoeg uit elkaar gehouden" en „Het is een fout van de heeren Boer c.s., dat zij hun zaak, die is, of voor zoover ze is, een zaak van technisch administratieven aard maken tot een kwestie van burgerlijk recht (77). Helaas is op het bewijsbaar maken van de aanwijzing niet zozeer de aandacht gevallen, evenmin op het vraagstuk, in hoeverre een aanwijzing de betrokken partijen en derden zal binden. Het be langrijkste resultaat van de vergadering is mijns inziens geweest, dat zowel vóór- als tegenstanders van een bewijskrachtig kadaster pleitten voor een voor de belanghebbenden niet verplichte aan wijzing van de grenzen door de eigenaren aan de landmeter.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 31