K. en L„ onder voorzitterschap van Boer, zond in 1905 de in een voorgaand hoofdstuk genoemde nota over: Organisatie en Reorga nisatie van den kadastralen dienst, aan de Minister van Financiën. Hierin werd voorgesteld de leidinggevende functie van chef van dienst in te voeren, verschillende werkzaamheden aan tekenaars toe te vertrouwen en gespecialiseerde bureaus in te stellen voor hermeting, voor vernieuwing van bijbladen, voor reproduktie van kaarten, voor bijhouding inclusief schatting, voor domeinen en voor ruilverkaveling. Na veel gediscussieer in de Vereniging werd deze nota afgezwakt, waarna de omgewerkte nota aan de Staats commissie van 1906 werd aangeboden. Voor de dienstleiding vormden de verschillend gerichte belangen van belastingadmini stratie en rechtszekerheid een moeilijk dilemma. De missive van 9 februari 1912 nr. 31 D.B., uitgegeven omdat in de praktijk moeilijkheden waren gerezen tussen controleurs en landmeters, poogde enerzijds met orakeltaal de kool en de geit te sparen („de vraag of hermeting dan wel vernommering van perceelen voor de heffing der grondbelasting bepaaldelijk wordt vereischt, is ter beslissing van de controleurs der grondbelasting; de vraag in hoever die vernommering moet worden beperkt met het oog op de hypo thecaire boekhouding moet worden beoordeeld door de ambtenaren van het kadaster"), maar gaf anderzijds aan de controleurs de bevoegdheid, opmeting en kadastrale toepassing van allerlei terreindetails te mogen verlangen. Het gevolg was, dat er van landmeterszijde klachten kwamen over het grote aantal percelen, dat ter uitmeting werd opgegeven. Het ontaardde, zoals Boer het in 1919 uitdrukte, in een „fiscale sport naar stijgende acressen in de grondbelasting Als een arbeider uit eenige planken en riet of stroo een schuurtje in elkaar timmerde, dan verschenen achter eenvolgens de kommies voor de opsporing, de controleur voor de schatting, de landmeter om het kadastrale plan met de bijhouding van dergelijke veranderlijke en tijdelijke „gebouwen" te bederven". De kostenvan uitmetingen kadastrale toepassing deden de verhoging van de grondbelasting praktisch te nieten bemoeilijkten bovendien de kadastrale en hypothecaire boekhouding; vernummering was namelijk bij deze controleursposten in vele gevallen noodzakelijk. De Vereniging voor K. en L. zond de Minister van Financiën in 1912 over deze zaak een request met liefst 144 bijlagen. Tevens was een en ander aanleiding tot een actie voor schatting en meting in één hand. De Staatscommissie van 1906 kwam in 1916 tot een zelfde conclusie (113). Aan de plaats van de afdeling Hypotheken en Kadaster aan het Departement van Financiën of aan een ander department wijdde de Staatscommissie van 1906 weliswaar enkele" beschouwingen, doch de meerderheid in deze commissie wenste er zich niet over uit te laten. In de Vereniging voor K. en L. kwam zodoende de wens naar voren, zelf een commissie te vormen om de interne organisatie van de kadastrale dienst te onderzoeken. Tijdens een bespreking 3Öo

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 42