365 resultaten met de zogenaamde nadirpunttriangulatie. Bovendien wees het resultaat van de proef-Hilvarenbeek van de Subcommissie voor Fotogramme trie in 1928 niet in de richting van ontschranking. De in 1929 en 1930 door dezelfde commissie genomen proeven Den Hout en Oosterhout met stereoscopische uitwerking boden veel gunstiger resultaten. In zijn visie omtrent de ruime toepassingsmogelijkheden van de fotogrammetrie bij het kadaster stond Boer praktisch alleen. Van Riel, die zich in tegenstelling tot Boer specialiseerde op toe passingen ten behoeve van de topografische kaart, zag bij het kadaster slechts zeer beperkte mogelijkheden voor de fotogram metrie. Schermerhorn, zich baserend op de toenmalige situatie, deelde deze mening, maar in 1957 herzag hij zijn standpunt (123). §16. Diversen Voor de landmeetkunde, het kadaster en het publiciteitsstelsel in het buitenland toonde Boer steeds grote belangstelling. Voor landmeetkundige werkzaamheden in het eigen land buiten het kadaster had hij echter weinig oog, tenzij de belangen van het kadaster ermee gemoeid waren, zoals de primaire en secundaire driehoeksmeting en de vastleggingen van de secundaire punten van de tweede rang (56). Nieuwe instrumenten en betere werk methoden trokken echter direct zijn belangstelling (124). Een speciaal onderwerp vormde de vernieuwing van bijbladen. Oorspronkelijk had men weinig waarde aan deze plans gehecht. Alleen de percelen die bij een wijziging betrokken waren geweest, waren er op aangebracht. Dit was geschied door kopiëring van de hulpkaarten, aansluitend op de onnauwkeurige ruitlijnen. De minuutplans en hulpkaarten achtte men de belangrijkste stukken. In de loop der jaren werd het raadplegen daarvan steeds ingewik kelder en waren verschillende bijbladen door herhaaldelijke bij werking aan vernieuwing toe. Dit vernieuwen geschiedde door, uit gaande van een kopie van het minuutplan, opnieuw de in de loop der jaren toegepaste veranderingen aan te brengen. Men wilde de bijbladen tevens verbeteren. Vernieuwing door kopiëring van het oude bijblad kwam zodoende niet ter sprake. Een punt van discussie was echter of deze wijzigingen door kopiëring van de hulpkaarten, dan wel door kaartering met behulp van de veldwerken aangebracht moesten worden. Gezien de interpretatieverschillen kon deze laatste methode leiden tot aanmerkelijke en veelal dubieuse ver anderingen in de voorstelling van de percelen op het bijblad. Reeds in 1892 had Boer deze moeizame arbeid veroordeeld en had hij de voorkeur gegeven aan de eerstgenoemde methode. Tengevolge van de betere metingen en zeker in de hermeting Dieren werden de meetgetallen steeds meer bepalend voor de kadastrale grenzen. De hulpkaarten en bijbladen gaven daarvan een cartografische voorstelling. Aangezien vele bestaande bijbladen slechts een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 47