369
consortboekingen is geen sprake van een goede aanduiding en
omschrijving van het object. Op dit punt schieten dan niet alleen
de akten, en dientengevolge de openbare registers tekort, maar
geven ook de kadastrale gegevens, zolang de nieuwe grenzen nog
niet zijn opgemeten en kadastraal toegepast, een onvoldoende
omschrijving van de feiten. Door spoedig na overschrijving der
akten de nieuwe grenzen op te meten en kadastraal toe te passen,
zou dit bezwaar beperkt kunnen worden. Indien het systeem van
meting vóór akte verplicht zou worden gesteld, zou dit bezwaar
geheel ondervangen zijn. (Op aanwijzing van belanghebbenden
worden daarbij vooraf zodanige nieuwe percelen gevormd, dat in
de akte gehele kadastrale percelen kunnen worden overgedragen.)
Systematische doorvoering van het systeem van meting vóór
akte of van het spoedig opmeten van de nieuwe grenzen zal echter
voor de landmeetkundige dienst van het kadaster minder doel
matig werken, dan wanneer men, al naar gelang van de aard van
het gebied, de metingen zich eerst enige tijd laat ophopen.
Men kan zich afvragen of, en in hoeverre, de huidige achterstand
bij de kadastrale metingen (die plaatselijk soms vele jaren heeft
bedragen), nadelig is geweest voor de rechtszekerheid. De eisen van
doelmatigheid en rechtszekerheid zou men vervolgens tegen elkaar
kunnen afwegen.
Indien de nieuwe grenzen systematisch vóór, of spoedig na, het
passeren van de akte zouden moeten worden opgemeten, zou zich
nog een ander probleem voordoen. Het belang en de belangstelling
van partijen betreft tijdens de besprekingen met de notaris in veel
gevallen helaas slechts de ligging en de grootte van het over te
dragen perceelsgedeelte. De nauwkeurige begrenzing wordt voor
hen veelal pas belangrijk bij het plaatsen van de definitieve
scheidingen. Bij deze nadere concretisering van de grens behoeft
geen bewust afwijken van de oorspronkelijk bedoelde grens plaats
te vinden (al moet ook het aantal kleine onderhandse ruilingen of
onderhandse aanvullende overdrachten, alsmede de mogelijkheid
dat een der partijen brutaalweg de scheiding in zijn voordeel plaatst,
niet worden onderschat). Vroegtijdige metingen vóórdat de
definitieve scheidingen zijn geplaatst zullen kunnen leiden tot
afwijkingen tussen de kadastrale grenzen en de (vermeende)
eigendomsgrenzen, en daarmee tot een verwarrende weergave van
de feiten. In hoeverre daardoor de toegankelijkheid van de kadas
trale gegevens in het algemeen nadelig zal worden beïnvloed, zal
afhankelijk zijn van het aantal van deze gevallen, van de mede
werking van het notariaat om de akten met een goede objects
omschrijving pas op te maken als ook omtrent de begrenzing over
eenstemming is bereikt en van de medewerking van partijen om
de scheidingen op de aktegrenzen te plaatsen.
Interessant is de oplossing die De Haan suggereert. Hij acht het
niet onmogelijk een soortgelijk resultaat als bij meting vóór akte
te verkrijgen door (in bepaalde gevallen) het gebruik van de zoge-