geboren. Na de H.B.S. te hebben gevolgd werd hij in de herfst van 1871 als zg. kwekeling geplaatst bij de hermeting van Sappemeer. Uit het verslag over het vergelijkend examen voor de betrekking van adspirant-landmeter van het kadaster gehouden te 's-Graven- hage in oktober 1873 en uit de ranglijst van adspirant-landmeters d.d. 1 mei 1874 valt af te leiden dat hij behoorde tot de kandidaten die ,,de theorie voldoende magtig waren, maar in de praktijk te wenschen overlieten" (4). Boer trad als adspirant-landmeter op 16 november 1873 te Maastricht in functie; in 1874 volgde Assen, in 1875 Rotterdam, in 1876 Leiden. In dit laatste jaar slaagde hij voor het examen van kandidaat-notaris. Na zijn verplaatsing in 1877 naar Gorinchem trad hij in 1878 weer te Leiden in functie. In 1880 werd hij in de divisie 's-Gravenhage, en in 1882 in de divisie Utrecht belast met de herziening ingevolge de wet van 1879 van de schatting voor de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen. Inmiddels was hij reeds benoemd tot landmeter 2e klasse. In deze periode valt ook de publikatie van het artikel over het rechtsgeldig kadaster in De Economist van 1881. Begin 1883 kwam hij in de velddienst te Utrecht en medio 1884 werd hij belast met de her meting van Lauwerecht (een deel van de stad Utrecht). Tevens zette hij de studie voortzijn voorkeur voor het Torrensstelsel was hiervan het resultaat. Van de Utrechtse afdeling van de Broeder schap van Kandidaat-notarissen was Boer een actief lid, alsmede van de Notariële Vereniging en de Nederlandse Juristen-vereniging. Een enkele maal werd zijn streven miskend. De landmeter Roegholt vond in het artikel in De Economist van 1881 niets oorspronkelijks. De hypotheekbewaarder Van der Stok zag in de kritiek op het bestaande kadaster een ondermijning van de staats instelling welke hij diende. Medestanders van Boer weerlegden deze opmerkingen. Naar aanleiding van de afwijzing van het rechtsgeldig kadaster door de Minister van Financiën in 1897, schreef Boer het artikel Minister Pier son over het rechtsgeldig kadaster. Hij kreeg hierover een ambtelijke berisping. Toen Boer tegen „deze poging tot inbreuk op de vrijheid van drukpers door ambtelijke censuur" protesteerde, ontving hij de ambtelijke mededeling, dat de berisping niet de ambtenaar, „maar den Heer Boer in privé" betrof (5). Onder de landmeters waren er slechts weinigen die tegen Boer voor hun mening durfden uit te komen. In 1889 schreef hij „Blijkbaar zijn er geene deskundigen, die eene andere meening zijn toegedaan, althans wagen zij zich niet aan eene openbare gedachten- wisseling" (6). En al had hij geen zitting in het bestuur van de Vereniging voor K. en L., telkens blijkt dat gedurende de eerste 20 jaar belangrijke zaken mede door hem werden voorbereid. Met ingang van 1 december 1905 werd Boer benoemd tot Ingenieur-Verificateur van het Kadaster in de divisie Arnhem. Deze divisie omvatte de kantoren te Arnhem en Nijmegen. Het 323

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 5