324
landmeetkundig personeel aan deze bureaus bestond op i januari
1910 in totaal uit 17 landmeters, 1 boekhouder en 5 tekenaars (7).
Bij de geboorte van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana
in 1909 werd Boer benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-
Nassau.
Ter ere van zijn 50-jarig ambtsjubileum op 16 november 1923
ontving Boer telegrafisch gelukwensen van de Minister van
Financiën Colijn, en van het bestuur van de Vereniging voor
Kadaster en Landmeetkunde. De landmeters boden een prachtig
gecalligrafeerde oorkonde met handtekeningen aan. Per 1 januari
1924 werd hij op 71-jarige leeftijd, onder dankbetuiging voor de
belangrijke diensten door hem aan den Lande bewezen, eervol
ontslagen.
Grote triomfen waren voor Boer het congres van de Nederlandse
Juristen-vereniging in 1893 en de jubileumvergadering van de
Notariële Vereniging in 1900.
Dat men aan zijn oordeel grote waarde hechtte, blijkt uit zijn
benoeming in diverse commissies: de Commissie Ontginning van
het Nederlands Landbouw Comité, de Staatscommissie van 1906,
de Adviescommissie van de Surinamecommissie, de Commissie tot
reorganisatie van de kadastrale dienst van 1918 en de in 1921
ingestelde Commissie ad hoe van de Sub-commissie voor Foto-
grammetrie van de zogenaamde Triangulatiecommissie. In het
ontwerpen van nieuwe wetten in zake de grondbelasting in 1915
heeft Boer een groot aandeel gehad.
Boer's oordeel over de commissorialê arbeid was echter niet erg
vleiend: „Commissies werken uiterst langzaam. Het duurt soms
vele jaren, voor zij verslag uitbrengen Men (heeft) de verkeerde
gewoonte bij de samenstelling van commissies vooral
van Staatscommissies personen te kiezen, van wie men weet,
dat zij principieel tegenover elkander staan. Die menschen debat-
teeren dan eindeloos lang, praten langs elkaar heenniemand wordt
overtuigd van ongelijk. Met veel moeite wordt ten slotte een
rapport in elkaar gezet met een mengelmoes van meeningen in
officiëelen saaien stijl, zonder gloed of overtuigende argumenten,
door weinigen gelezen en spoedig vergeten" (8).
De hermeting van Dieren zo enthousiast begonnen mocht
niet overeenkomstig de principiële opzet worden bijgehouden. Op
4 augustus 1921 schreef Boer aan Prof. Treub: „Drie jaar lang
heeft de Inspecteur van het Kadaster mij aan de praat gehouden
Ook heb ik er ernstig over gedacht het veld te ruimen (ik ben
68 jaar) en het aan een opvolger over te laten de hand te leggen
aan de verminking van mijn levenswerk. Doch het belang der zaak
wordt hiermee niet gediend". In de familiekring heeft Boer nooit
over zijn moeilijkheden gerept.
In de fotogrammetrie zag Boer een middel om tot bezuiniging
bij het Kadaster te komen; in 1922 schreef hij: „dan moeten om
erger te voorkomen, bijtijds verouderde methoden opzijgezet en