ter, want „de bewijskracht van het kadaster kan de brug worden die ons naar het beste, de rechtskracht, heenvoert" (15). Méérmalen ging Boer op audiëntie bij de Minister van Financiën. Samen met Hoffmann bezocht hij in 1895 de algemene vergadering van de Duitse Geometer-Verein te Bonn. In 1899 veroorzaakte Boer's weigering als redacteur om enkele protesten tegen een artikel van Hoffmann op te nemen in het Tijdschrift enige deining. Boer achtte zich alléén verantwoordelijk, maar was bereid de redactie neer te leggen, te meer omdat hij het minder juist vond dat de redacteur ambtenaar van het kadaster was. De protesten waren voor Boer een symptoom. Het verslag van de discussies vermeldde hierover: „In de 25 jaren, die spreker bij het kadaster is geweest, heeft hij den indruk gekregen dat het „feu sacré" is gedoofd, de ijver en toewijding zijn verflauwd, de lust om door studie en onderzoek een hooger standpunt in te nemen is bedwongen. Hij wijt dit niet aan de landmeters zelf en weidt uit over de oorzaken van den toenemenden geest van onverschilligheid, van het verdwijnen der ambitie. Reeds zoover is het gekomen, dat thans op ironische wijze wordt gesproken over eene werkzaam- stelling, die vroeger eene onderscheiding was, zooals bijv. bij hermetingen". In ander verband noemde hij hermeting echter geldverspilling. In 1900 werd Hoffmann ter verlichting van Boer's taak tot mederedacteur benoemd. In 1903 legde Boer na 19 jaar de redactie in verband met zijn benoeming tot voorzitter van de Vereniging neer. Al stelde Boer de belangen van de landmeters niet primair, hij had er wel aandacht voor. Zijn mening was, dat een vereniging die een hoog standpunt inneemt „het belang eener zaak, in casu het dienstvak, tracht te bevorderen, wat de behartiging van de materiëele belangen der leden niet behoeft in den weg te staan De vooruitstrevende nota over de organisatie en reorganisatie van de kadastrale dienst vond zijn oorsprong in het werkprogramma dat Boer in 1904 als voorzitter ontvouwde. In deze nota werd onder meer voorgesteld de functie van chef van dienst in te voeren (16). Boer karakteriseerde in 1906 de Vereniging als een weten schappelijke; het algemeen maatschappelijk belang was de toets steen voor werken en streven. Even daarna verklaarden de redacteuren van het Tijdschrift Hoffmann en De Vos dat zij de vraag of algemene invoering van een kadaster met bewijs kracht gewenst was, onder de heersende omstandigheden niet bevestigend konden beantwoorden. Als voorzitter liet Boer de redacteuren met toestemming van de vergadering de onbeperkte beschikkingsbevoegdheid over de ruimte in het Tijdschrift (17). In het artikel Het kadastrale vraagstuk gingen Hoffmann en De Vos nader in op hun twijfel aangaande de haalbaarheid van een bewijskrachtig kadaster. In plaats van een wetenschappelijke discussie ontstond helaas een venijnige, vaak persoonlijke, polemiek, 32 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 9