388
eenheid, waarvan de eenmaal opgemeten en in kaart gebrachte
grenzen wiskundig, namelijk in onveranderlijke meetgetallen, zijn
vastgelegd. Weliswaar leerden zij, misschien op voetspoor van
Einstein, later de relativiteit van de eigen waarnemingsuitkomsten
inzien, doch de relativiteit van het zakenrecht en van de zakelijke
rechten op grond was en bleef hen toch teveel van het goede. Hun
streven naar positieve specialiteit was in feite een poging het
zakenrecht naar hun, in tekenen en meten zo vaardige, hand te
zetten. Doel was het kadastrale perceel te verheffen tot zakelijk
rechtsperceel en dus tot juridische zaak als zodanig, in plaats van
het nog langer te doen zijn een hoogstens verbeterbare, maar toch
altijd gebrekkige, louter administratieve weergave daarvan. Daartoe
diende het zakenrecht grondig te worden herzien. Het juridische
begrip van de onroerende zaak als een concreet deel van de stoffe
lijke natuur moest, wanneer het om stukken grond dus delen
van de aardbodem ging, worden herleid tot een abstracte,
planimetrische grootheid. Door deze wat Savatier noemt
dematerialisatie van het rechtsbegrip „onroerend goed" zouden
ook de rechtsgrenzen van dat goed hun mobiele karakter hebben
verloren. Zij zouden op het papier van de kadastrale kaart met
bijbehorende meetcijfers zijn bevroren en dus lang volgens
Boer 2) zelfs: eeuwig hebben kunnen duren. Nooit zou er meer
onzekerheid bestaan over het verloop der eigendomsgrenzen.
Immers de landmeter zou op aanvraag elk ogenblik de abstracte
papieren grens uit zijn kadastrale ijskast te voorschijn kunnen
toveren, teneinde haar tot nieuw leven te wekken door uitzetting
op het terrein. Het leek allemaal zo mooi. Te mooi echter om waar
te zijn!
Het kenmerk van het leven, ook van het levende recht, is name
lijk, dat het zich meestal niet zonder dodelijke afloop laat bevriezen.
In werkelijkheid is het kadastrale perceel voor de burgers, wier
belangen en rechten het privaatrecht toch moet beschermen, hele
maal geen levend begrip, eenvoudig omdat zij niet weten en rede
lijkerwijs ook niet kunnen weten, waar de kadastrale grenzen op
het terrein liggen. Hier ligt de zwakke stee van de positieve specia
liteitsgedachte en trouwens ook van ons tegenwoordige openbaar
heidssysteem. Boer en de zijnen gingen uit van de praktische
mogelijkheid ener volstrekte openbaarheid van de kadastrale
grenzen. Die mogelijkheid bestaat echter niet, omdat volstrekte
zekerheid omtrent de ligging van de kadastergrenzen door partijen
alleen kan worden verkregen, wanneer zij de landmeter bij elke
overdracht, ook van een geheel kadastraal perceel, alle grenzen
van de overgedragen veelhoek op het terrein laten uitzetten.
Theoretisch zou dat kunnen, maar praktisch zou deze methode
zowel voor het publiek als voor het kadaster veel te duur en te
b René Savatier, Les métamorphoses économiques et sodales du droit
privé d'aujourd'huitroisieme série, Dalloz, iqsq, nrs, 438-446.
2) Als in noot 15, p. 47.