391 Van de absolute rechtsgeldigheid van het kadaster, door Boer oorspronkelijk voorgestaan, durf ik zelfs beweren, dat zij, als zijnde een al even absolute negatie van de levende werkelijkheid op het terrein, uiteindelijk de dood van het kadaster zou hebben betekend. Temeer zou dit het geval zijn geweest, omdat Boer zijn kracht eenzijdig zocht in een zg. numeriek kadaster, d.w.z. in een kadaster, waarin de precieze ligging der grenzen uitsluitend wiskundig, namelijk door meetcijfers, wordt bepaald. Deze meetcijfers nu hebben voor het privaatrecht vrijwel geen waarde, omdat zij alleen door de landmeter zelf en niet door het publiek kunnen worden gehanteerd 1). Openbaarmaking van deze cijfers zou daarom nauwe lijks zin hebben, laat staan dat zij vatbaar zouden zijn voor de door Boer beoogde volstrekte openbaarheid. Niemand minder dan Tienstra 2) schijnt dan ook later zulk een eenzijdig op het veld werkarchief steunend kadaster te hebben vergeleken met „een brandkast, waarvan de sleutel is zoek geraakt". Gelukkig wijst de in 1956 verschenen Handleiding voor de Technische Werkzaam heden van het Kadaster, in de totstandkoming waarvan o.a. collega Baarda een werkzaam aandeel had, deze eenzijdigheid reeds om technische redenen af 3). Echter niet alleen om technische redenen verdient ook de grafische zijde van het kadaster volle aandacht. De kadastrale kaart is namelijk het enige, maar belang rijke resultaat van 's landmeters technische verrichtingen4), dat rechtens relevant is, omdat zij er toe kan dienen de zakelijke rechts grenzen in redelijke mate wat iets heel anders is dan: in vol strekte zin openbaar te maken. Die kaart moet dan echter niet, zoals in het verleden nogal eens het geval was, alleen maar een figuratieve uitbeelding der terreinpercelen zijn, doch tevens een zuivere verkleinde weergave daarvan op behoorlijk grote schaal. Alleen met behulp van zulk een kaart kan m.i. de relatieve open baarheid, die ons negatieve publiciteitssysteem als geheel kenmerkt, b Vgl. ook Nakken, W.P.N.R. 4582, p. 208. Meetcijfers gaan voor leken pas iets betekenen, wanneer de deskundige landmeter op hun verzoek met behulp daarvan de grens uitzet. Men kan deze mogelijkheid van grensuit- zetting op aanvraag geen openbaarheid noemen, daarvoor is zij, zowel privaat- als nationaaleconomisch, veel te duur en te tijdrovend om algemeen te worden toegepast. In dit opzicht is er een groot verschil zowel met de notariële akte als met de zo zuiver mogelijke kaart op voldoende grote schaal, die beide globaal door het publiek kunnen worden begrepen. z) Aangehaald door Ir. W. van Riessen in zijn hiervoor genoemde scriptie, onder nr. 6. Zie voorts Prof. J. M. Tienstra, Gedachten over vernieuwing van het kadaster, T.v.K. en L. 1940, p. 224 e.v.speciaal op p. 228 onderstreept hij het belang van goede kaarten voor de openbaarheid van het kadaster. 3) Zie o.a. p. 252, waar over de detailmeting wordt gezegd: „Hier wordt dus niet voorgestaan een uitsluitend cijferkadaster, noch een uitsluitend grafisch kadaster, waarin de kaart geheel de cijfers vervangt, maar een compromis, geschikt voor verschillende mogelijkheden". 4) Zijn bemiddelende functie bij grensgeschillen, hoe belangrijk ook, laat ik hier buiten beschouwing, omdat zij niet zozeer technisch is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 13