394
administratief recht en wat erger is ook van de overheid
zelf1) waarschijnlijk wel afgeleid van de onschatbare betekenis,
die deze bestuursinstelling heeft en kan hebben2). In ieder geval
krijgt men de indruk, dat het kadaster nog onvoldoende heeft
geprofiteerd van de enorme vlucht, die het administratief recht
heeft genomen. Meer overigens dan menig ander onderdeel van dit
recht beleeft het kadaster momenteel zijn gouden eeuw. Nagenoeg
het gehele Nederlandse grondgebied is in een structurele omwente
ling betrokken, waarvan planologie en ruilverkaveling de voor
naamste uitingen zijn. Deze ontwikkeling heeft juist de ruimtelijke
aspecten van de onroerende goederen sterk op de voorgrond ge
bracht. Zonder steun van landmeters en kadaster zou er van deze
bijna totale ruimtelijke structuurverandering niet veel terecht
komen3). Die steun wordt ook reeds verleend, maar het kadaster
is hierbij aanzienlijk gehandicapt door het gemis aan een behoor
lijke wettelijke fundering én door de onzekerheid omtrent zijn
eigenlijke rechtskarakter.
Wat dat laatste betreft, zou ik er voor willen pleiten het huidige
amfibische, doch in oorsprong fiscale kadaster te vervangen door
een recAfekadaster in de ware dat is: administratiefrechtelijke
zin. Zulk een administratief rechtskadaster ware te baseren op het
beginsel van een zo betrouwbaar mogelijke, negatieve specialiteit.
In deze gedachtengang is het kadastrale perceel als zodanig geen
privaatrechtelijk rechtsbegrip, doch een grafisch-wiskundig begrip,
dat echter de grenzen der zakelijke rechtspercelen zo nauwkeurig
mogelijk op een kaart weergeeft. Om dit te bereiken dient de belas
tingtechnische grondslag van het kadaster, die maakt, dat naast
over de ontwikkeling van het privaatrecht in de laatste halve eeuw"ook in het
algemeen op de noodzaak, dat privaatrechtsgeleerden ten opzichte van
grensgebieden met het publiekrecht hun isolement gaan doorbreken (p. 565).
M Duidelijk wordt dit gedemonstreerd door het feit, dat de commissie
ingesteld bij beschikking van de Minister van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening van 30 september 1947, no. 1047 in haar voorlopig rapport
inzake de registratie van het agrarisch grondgebruik d.d. 20 maart 1950
zelfs niet op de gedachte schijnt gekomen, dat men een dergelijke registratie
ook en waarschijnlijk beter aan het kadaster kan opdragen in plaats
van aan een aparte dienst. Aldus ook terecht de Vereniging voor Kadaster en
Landmeetkunde in haar brief aan de Minister, T.v.K. en L. 1950, p. 287
en G. F. Witt, Het kadaster en de fotogrammetrie, T.v.K. en L. 1954, P- 2I^-
2) Een goede indruk van de waarde der openbare grondregistratie in het
algemeen, doch voor de landbouw speciaal geeft de FAO-publikatie Plans
cadastraux et registres fonciers" (Rome 1955) van Sir B. O. Binns. Zie over
de huidige maatschappelijke betekenis van de landmeetkunde bij het kadaster
ten onzent o.m. Mr. ir. S. M. Meelker in T.v.K. en L. 1957, P- 2°°-
3) Zie overigens inzake de grotere betekenis, die het kadaster zou kunnen
hebben voor de openbaarmaking van planologische maatregelen, in ver
schillende zin Mr. ir. J. M. C. Witvliet, Kadaster en Planologie, T. v. K. en L.
1959, p. 170 e.v. en Prof. dr. S. O. van Poelje, Ruimtelijke Ordening, T.v.K.
en L. 1961, p. 81 en 82. Bij de behandeling van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening is Witvliet's gedachte om individuele aanschrijving van belang
hebbenden voor te schrijven op m.i. weinig goede gronden door de Regering
afgewezen (Bijl. Hand. II, 4233, nr. 11 sub 15).