397
wens van landbouwdeskundigen, dat er een deugdelijke registratie
zal komen van het agrarisch grondgebruik. Een dergelijke registratie
zal voor het agrarisch structuur- en investeringsbeleid in de ruimste
zin, ook wanneer dat beleid straks in E.E.G.-verband wordt
gevoerd, van het grootste belang zijn. Het is niet moeilijk dit belang
aan te tonen L)De landbouw maakt, deels spontaan, deels direct
of indirect ten gevolge van overheidsmaatregelen, een fascinerende
evolutie door, waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Men
kan deze evolutie o.m. aflezen uit de daling van het percentage van
de agrarische beroepsbevolking ten opzichte van de totale bevol
king; in 1850 was dat 43%, in 1950 nog 17%, in 1957 slechts 13%,
terwijl Herweijer 2) voor de jaren 19802000 een percentage
van 4 a 7 raamt. Aan de andere kant nemen agrarische investe
ringen én produktie juist hand over hand toe. De ruimtelijke
structuur van de landbouwbedrijven verandert, ook onafhankelijk
van de ruilverkaveling, ontzaglijk snel. Om te weten, waar zich
knelpunten in de ontwikkeling van de bedrijfsstructuur voordoen,
is het vóór alles nodig, dat de overheid die ontwikkeling op de voet,
desgewenst per bedrijf, blijft volgen. Bij gemis aan een blijvende
registratie van het agrarisch grondgebruik wordt het structuurbeleid
bedreigd door het gevaar, dat men nu eens op twee gedachten
hinkt, dan weer een sprong in het duister maakt of tenslotte
alleen nog maar in de ruimte praat. De ruilverkaveling is een voor
beeld van hinken op twee gedachten, in zoverre het nog altijd de
vraag is, of zij primair moet zijn een hergroepering naar gebruik
of naar eigendom3). De landbouwkundige toetsing van pacht en
vervreemding van landbouwgronden daarentegen was, behalve een
illustratie van 's wetgevers wankelmoedigheid4), ook nog een
sprong in het duister, omdat de grondkamer moet toetsen zonder
bekend te zijn met de ruimtelijke structuur van de omliggende
bedrijven. Tenslotte praat men eigenlijk in de ruimte, wanneer
het gaat over de invloed 5) van vererving en vervreemding op de
b In het hiervoor reeds genoemde voorlopig rapport inzake de regis
tratie van het agrarisch grondgebruik worden een aantal destijds reeds
bestaande of nog toekomstige maatregelen inzake het grondgebruik, waaraan
de registratie dienstbaar kan zijn, opgesomd. Voor het grootste deel is deze
opsomming nog steeds actueel, al is zij geenszins volledig. Een definitief
rapport werd niet uitgebracht, blijkbaar omdat de daartoe door de commissie
verlangde „redelijke zekerheid, dat de registratie ook doorgang zal vinden"
(p. 5) ontbrak.
2) Ir. S. Herweijer, De voorbereiding van een ruilverkaveling .nieuwe
stijl"T.v.K. en L. 1957, P- I34- Zie verder het discussierapport Landbouw
politiek op langere termijn" van het Landbouwschap, mei 1961.
3) Aldus ook Prof. mr. C. H. F. Polak op de vergadering van de Vereni
ging voor Agrarisch Recht van 24 maart 1961. Zie mijn Nabeschouwing in
De Pacht 1961, p. 185.
Zie daaromtrent mijn artikel Vervreemding van Landbouwgronden in
Nederland en Duitsland, De Pacht 1961, p. 130-156.
6) Het Rapport Agrarisch Erfrecht, uitgebracht door een werkgroep van
het Landbouwschap in i960, behelst als bijlage ook een door mij samengesteld