400
van de grond. Alle kapitaal, dat de pachter zelf in die gebouwen
steekt, wordt juridisch het eigendom van de verpachter. Het kan
derhalve niet dienen tot hypothecair onderpand voor degenen, van
wie de pachter dit kapitaal zou willen lenen, met als gevolg, dat
meestentijds de lening en daarmee de investering achterwege
blijft. In zijn rapport „Landbouwpolitiek op langere termijn x)
constateert het Landbouwschap dan ook ronduit, dat het instituut
van de pacht bij de huidige wettelijke regeling een belemmering
kan vormen voor de noodzakelijke modernisering van verpachte
bedrijfsgebouwen.
Hoe dit probleem op te lossen Men is niet klaar met te stellen,
dat de juridische accessieregel blijkbaar is verouderd en dus aan
passing behoeft. Daarvoor vormen gebouwen en grond, maar
vooral de gebouwen op zichzelf, wanneer daarin door beide partijen
wordt geinvesteerd, feitelijk te zeer een eenheid. Aan een wettelijk
opstalrecht zou de pachter dan ook weinig hebben, omdat het als
hypotheekobject niet los is te denken van zijn onverhypothekeer-
baar gebruiksrecht op de grond, nog daargelaten, dat het alleen
bij de bouw van hele opstallen past. Een wettelijk afbraakrecht
zou hem evenmin veel onderpandswaarde verschaffen, want afbraak
is zelden mogelijk en economisch verantwoord. Het Landbouw
schap denkt enerzijds aan een globaler, dus voor investerende
verpachters gunstiger, pachtprijsbeheersing en anderzijds aan een
bevordering van het zakelijk erfpachtsrecht in plaats van pacht.
Ook deze beide suggesties bieden weinig uitzicht. De globalere pacht
prijsbeheersing niet, omdat, als gezegd, de verpachter de dynamiek
van dit soort investeringen toch moeilijk zal kunnen volgen. En de
vervanging van pacht door erfpacht niet, omdat daarvoor de pacht
te zeer is ingeburgerd en bovendien te zeer wezenlijk verschilt van
de erfpacht, doordat zij intuitu personae3), met het oog op de
persoon van de pachter, is aangegaan. Slechts in de IJsselmeer-
polders, waar de Staat zelf als eigenaar de rechtsvorm van grond-
uitgifte kan bepalen, is erfpacht het aangewezen middel4). Beter
lijkt het mij daarom de wettelijke grondslag van de pacht als zodanig
te herzien op een wijze, die aan haar wezen zo min mogelijk afbreuk
doet. Deze herziening zou wellicht hierin kunnen bestaan, dat de
pacht van een hoeve in aangewezen gevallen, onder stringente
wettelijke voorwaarden, vatbaar wordt gemaakt voor hypothe-
n Uitg. Landbouwschap, mei 1961, p. 24. Zie over dit rapport Prof. mr.
T M Polak in Sociaal-Economische Wetgeving, januari 1962.
21 Bepleit door Switzar en Le Loux in Landbouw en Bankwezen, 1959,
p 245 e v. en Stein, W.P.N.R. 4615- Z°'n wettelijk afbraakrecht zou dan
tot zekerheid aan kredietgevers moeten worden gecedeerd.
3) Vgl. P. Ourliac en M. de Juglart, La propnété ,,culturale Juris
Classeur Périodique, 36e année (1962), no. 12 (21 mars), Doctrine 1683.
4) Vgl. het rapport van de studiegroep bedrijf sfinanciermg bij uitgifte in
erfpacht en eigendom van IJsselmeergronden, Mededelingenblad Landbouw
schap, 1961, nr. 6, p. 219-253 en Mem. van Antw. begroting 1962 voor het
Zuiderzeefonds.