423
Kadaster en ruilverkaveling
Verslag van de 8t/m 12 juni 1963 te Brussel gehouden vergadering
van Commissie II (Kadaster en Ruilverkaveling) der F.I. G.
Aan deze vergadering, die werd voorgezeten door de heer Perrin (Fr.),
werd deelgenomen door afgevaardigden van België, Duitsland, Frankrijk,
Nederland, Yoegoslavië en Zwitserland; de O.I.C.R.F. was vertegenwoordigd
door de heer Henssen.
De besprekingen vonden plaats in het „Maison du Géomètre", het bureau
van onze Belgische collega's, verenigd in de Belgische Unie van Meet-
kundigen-Schatters van Onroerende Goederen.
Na de opening door de voorzitter en het welkomstwoord van de heer
Marstboom, voorzitter van de Belgische Unie voornoemd, worden de voor
stellen betreffende de herindeling van de diverse technische commissies en
de aan deze op te dragen taken, zoals een en ander dit jaar in het Comité
Permanent te Washington zal worden besproken, aan de orde gesteld. De
Commissie blijkt na enige discussie van mening te zijn, dat zij haar eigen
karakter in de toekomst moet bewaren en dat zij zich moet blijven wijden
aan de economische, de juridische en ook de technische aspecten van het
ruilverkavelingswerk. Daar de ruilverkaveling in diverse landen bindingen
heeft met het kadaster moet de Commissie ook de typische kadastrale
problemen blijven bestuderen. Afsplitsing van een deel van haar activiteiten
als gevolg van de voorgestelde functionele herindeling lijkt niet wenselijk,
zelfs niet goed mogelijk. Ten behoeve van een goede voortgang van zaken
acht de Commissie voortzetting van de jaarlijkse bijeenkomsten en be
stendiging van haar eigen financieel beheer van belang. De Commissie
machtigt haar voorzitter deze zienswijze in het Comité Permanent naar
voren te brengen. Op de voorzitterskeuze zal de Commissie slechts beperkte
invloed kunnen uitoefenen, daar het land waaruit de voorzitter wordt
benoemd, wordt aangewezen door het Comité Permanent. Wel zal de
Commissie namen van kandidaten kunnen noemen. Op voorstel van Dr.
Kurandt zal na deze vergadering het rapporteurschap betreffende de
kadastrale vraagstukken in handen komen van de heer Henssen; deze
taakverdeling sluit dan logisch aan op de activiteiten van de O.I.C.R.F. en
voorkomt doublures.
De bijeenkomsten zijn verder gewijd aan de bespreking van de ingediende
landelijke rapporten. Allereerst zijn aan de orde de rapporten betrekking
hebbend op methoden ter versnelling van de ruilverkavelingsprocedure.
Voor de goede orde dient eerst klaarheid te worden gebracht in zake de
betekenis die een ieder toekent aan (Franse) uitdrukkingen als: l'aménage-
ment foncier, remembrement, ruralisme en urbanisme. Men is van oordeel,
dat de behandeling van deze kwesties zich zal moeten uitstrekken tot wat
men in Duitsland „Gesamtmelioration", bij ons streekverbetering, noemt.
De zuivere landelijke ruilverkaveling komt vrijwel niet meer voor.
De heren Gastaldi (technische aspecten), Tanner (economische aspecten)
en De Leeuw (juridische aspecten) geven een korte uiteenzetting met be
trekking tot door hen ontvangen rapporten, waaruit zij in 1964 een algemeen
rapport zullen samenstellen. De heer De Leeuw illustreert daarop door
middel van schema's op duidelijke wijze de tijdrovende procedurekwesties,
beroeps- en adviestermijnen waardoor de voortgang van het ruilverkavelings
werk in België wordt belemmerd. De door enkele landen ingediende rapporten
met betrekking tot het versnipperingsproces van de grond komen, mede
tengevolge van de afwezigheid van de commissie-rapporteur Mr. Wright,
niet in bespreking.
Met betrekking tot het kadaster heeft Dr. Kurandt een aantal vragen
rondgezonden, teneinde conclusies te kunnen trekken in zake de toepassing
van de kadastrale gegevens ten behoeve van een rechtsgeldige administratie
op de grondeigendom. Het blijkt hem, dat enige nationale rapporteurs zijn
vraagstelling niet geheel hebben begrepen. Hij begrijpt echter de moeilijk-