383 zij juichend langs de weg stonden geschaard, teneinde een door zegevierende landmeters getrokken kadastrale koets een glorieuze intocht te bereiden. Helaas, doch niettemin wel begrijpelijk! Want al zal niet elke rechtgeaarde civilist met Nakken 1) geneigd zijn om aanstonds, bij de geringste verdachte beweging van de nu al langer dan een eeuw moeizaam voorthobbelende kadaster-koets, het spook van de „kadastrale penetratie" in ons privaatrecht te bezweren met de toverformule van het rechtsstaat-beginsel, hele maal zonder gevaar lijkt deze intocht of penetratie niet. Althans niet, wanneer zij de vorm mocht gaan aannemen, die de overigens onvolprezen landmeter I. Boer Hzn. destijds voor ogen stond, toen hij onverdroten ijverde voor een rechts- of bewijsgeldig kadaster, gebaseerd op het denkbeeld van positieve specialiteit2). Bovendien vrees ik, dat het eigenlijke kadastraal-juridische pro bleem hiermee nóg niet bevredigend zou zijn opgelost. Want wat is het kadaster en voor welk juridisch probleem ziet het zich gesteld Samen met de zg. openbare registers vormt het kadaster primair 3) een door de overheid in stand gehouden openbare registratie betreffende de rechtstoestand van onroerend goed. Hoewel die rechtstoestand zelf door het zakenrecht als onderdeel van het privaatrecht wordt beheerst, is het namelijk de overheid, die zowel ter wille van de eigen bestuurstaak als ter wille van de burgers streeft naar openbaarheid van de private zakelijke rechten op o.m. de grond. Die zakelijke rechten als eigendom, erfpacht, hypotheek, enz. gelden tegenover iedereen, de overheid even goed als de medeburgers. Teneinde nu de openbaarheid van zakelijke rechten op de grond te kunnen verwezenlijken, moet de overheid op zijn minst het private, dus door de burgers zelf ontwikkelde, rechtsverkeer betreffende de grond zodanig regelen, dat het zich gaat en blijft voortbewegen langs een daartoe aangewezen openbare weg. Deze openbare weg wordt als zodanig, hoezeer ook bestemd 1) Mr. D. P. A. Nakken, Kadastrale penetratie en kadastraal recht" in Nederland, W.P.N.R. 4633. Zie ook zijn bijdrage in W.P.N.R. 4582. 2) I. Boer Hzn., De betekenis en het verband der juridische en technische grondslagen van een rechtsgeldig kadaster (1881); Verkrijging van onroerende zaken. Beginselen van het negatieve, het Torrens- en het Grondboekstelsel (1890) De ramp van Heikamp (1929). Zie verder zijn publikaties in T.v.K. en L. 1892, p. 3, 25 en 112; 1900, p. 169; 1902, p. 3; 1916, p. 255. 3) Men moet dit „primair" niet in chronologische of wetshistorische zin opvatten. Het kadaster is namelijk oorspronkelijk ingesteld voor de heffing van de grondbelasting, terwijl de Wet op de Grondbelasting nog steeds zijn wettelijk fundament vormt. Men kan echter gerust stellen, dat dit fundament verouderd is en dat de functie, die het kadaster heeft voor de openbare grondregistratie als middel tot verwezenlijking van het zg. specialiteits beginsel, in feite primair is geworden. De bijhouding geschiedt dan ook afgezien van hermetingen e.d. goeddeels op grond van gepubliceerde akten (akteposten)„Primair" wil hier voorts zeggen, dat het kadaster allerlei maatschappelijke doeleinden (grondbelasting, planologie, ruilverkaveling etc.) kan helpen verwezenlijken, juist in de eerste plaats dank zij het feit, dat het beschikt over administratieve en cartografische gegevens omtrent de rechtstoestand van de grond.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 5