384 voor privaat rechtsverkeer, geheel door de overheid aangelegd en onderhouden. Dit geldt zowel voor wat men in deze beeldspraak de toegangswegen zou kunnen noemen, namelijk de openbare registers waarin de akten van vervreemding of hypothecaire bezwaring worden geboekt, als voor de verkeersweg zelf, nader aangeduid als het kadaster. Beiden, het kadaster èn de openbare registers1), dienen dus in wezen te worden gerekend niet tot het privaat-, maar tot het publiekrecht en wel tot die bloeiende tak van de publiekrechtelijke stam, welke bestuurs- of administratief recht heet. In dat administratief recht vinden zij zelfs hun gemeenschap pelijk fundament. Tezamen vormen het kadaster en de openbare registers een ondeelbaar geheel, namelijk het overheidsapparaat, dat voor de registratie van private rechten op de grond zorgt2) Tussen de functies van de drie ambtenaren, die de openbare regis tratie-weg moeten in stand houden en het private rechtsverkeer, naar en over die weg regelen, bestaat ten dezen dan ook wèl verschil, maar beslist géén principiële tegenstelling 3)In de chronologische 1) Mr. L. F. Berretty (De kadastrale aanduiding in zijn functie van hypothecaire aanduiding, W.P.N.R. 4638) meent, dat openbare registers en kadaster een principieel verschillende doelstelling hebben in deze zin, dat ,,de openbare registers zijn ingesteld ter verwezenlijking van een negatief stelsel, (terwijl) het kadaster is opgericht ter verwezenlijking van een (pu bliekrechtelijk) positief stelsel". Deze tegenstelling komt mij echter onzuiver voor. Vooreerst is ons negatieve stelsel van registratie toch zélf ook publiek rechtelijk, temeer omdat het geen positieve private rechtskracht aan het gepubliceerde toekent; de over- en inschrijving van akten en borderellen zijn louter ambtelijke verrichtingen van de hypotheekbewaarder, die slechts een constitutief vormvereiste zijn voor de desbetreffende private rechts handelingen. Voorts vormen de termen „negatief" en „positief" in het geciteerde geen tegenstelling. Het kadaster werkt evenzeer negatief als de openbare registers, nu aan de kadastrale gegevens als zodanig evenmin als aan die der openbare registers een positieve private rechtskracht toekomt. Tenslotte draagt het kadaster in niet mindere mate dan de openbare registers bij tot de verwezenlijking van het negatieve stelselwat wij dank zij het kadaster thans kennen is een helaas nog gebrekkige negatieve specialiteit. Omgekeerd zijn de openbare registers als voornaamste informatie bron voor het kadaster mede dienstbaar aan de publiekrechtelijke doeleinden van het kadaster. In juiste zin: Ir. W. van Riessen, Kadaster, Numij Leiden, p. 67. 2) Bij een eventuele wettelijke regeling kan men dit geheel dan ook maar het beste in één wet onderbrengen, waarbij het er principieel weinig toe doet, of deze Kadasterwet danwel Wet op de Openbare Registratie komt te heten. De laatste benaming is misschien het meest zuiver, doch het publiek weet alleen van het „kadaster". 3) In recente juridische publikaties ontmoet men nogal eens een tegen gestelde zienswijze, waarbij aan de bewaarder van de openbare registers, bekend als hypotheekbewaarder, zelfs een privaatrechtelijke status wordt toegedacht, blijkbaar opdat zijn werk principieel mocht worden onderschei den van het louter technische, dat aan de landmeter van het kadaster is opgedragen. Zie o.m. Nakken, W.P.N.R. 4633 en Mr. ir. C. G. van Huls, Wet Kadastraal Recht, T. v. K. en L. i960, p. 281, die van een principiële gelijkstelling van kadastrale en hypothecaire werkzaamheden door het ontwerp dier wet zelfs een toespitsing van de verhoudingen tussen de admi nistratieve ambtenaren van de bewaringen en die van de technische dienst

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 6