386 der zakelijke rechten, bestaande uit nu eenmaal volslagen wille keurig gevormde stukken grond. Door zijn landmeetkundige, dus wiskundige, verrichtingen werkt hij er toe mede, dat de openbaar heid zich niet hoeft te beperken tot de persoon der zakelijk gerech tigden en de aard der zakelijk rechten alléén, doch tevens betrek king kan hebben op de objecten van die rechten, voorzover dat grondpercelen zijn. Dit laatste aspect van de openbaarheid noemt men specialiteit. Men verstaat er onder openbaarheid omtrent de identiteit van elk onroerend goed, dat afzonderlijk voorwerp is van zakelijke rechten. Nu wordt de identiteit van een stuk grond uiter aard door al zijn hoedanigheden bepaald. Niettemin zijn in de eerste plaats de perceelsgrenzen van belang, omdat zonder voldoende bekendheid van hun juiste ligging een perceel in ieder geval niet behoorlijk kan worden geïdentificeerd1). Elke aanduiding van een perceel, die niet tevens een nauwkeurige grensaanwijzing behelst, kan slechts uiterst globaal en vaag zijn. Wanneer het verloop van de eigendomsgrenzen niet door nauwkeurige bijhouding op de voet wordt gevolgd, zal men zeker bij de nagenoeg totale verandering, die de ruimtelijke structuur van Nederlands grondgebied tegen woordig ondergaat in minder dan geen tijd elk redelijk overzicht zelfs over het onderling verband van de percelen kwijt raken2). Specialiteit is, wat de grondregistratie betreft, dan ook in de eerste en voornaamste plaats een kwestie van openbaarheid van eigen- doms- en andere rechtsgrenzen. Zo'n eigendomsgrens heeft echter de merkwaardige eigenschap, dat zij niet alleen een juridische, maar ook gelijktijdig een meetkundige grootheid vormt. Het zaken recht zelf vóóronderstelt namelijk, dat de eigendomsgrens van een stuk land kan worden weergegeven als een meetkundige lijn. En daarmee is de onvermijdelijkheid van inschakeling van de weten schap der landmeetkunde bij een openbare grondregistratie, die aan moderne eisen moet voldoen, gegeven. De enige methode om juridische grondpercelen op een voor de registratie bruikbare wijze te specificeren is de landmeetkundige 3)Het technische werk van b Aldus ook Asser-Scholten-Beekhuis, Zakenrecht (1957), p. 233. 2) Bij een openbare grondregistratie kan men derhalve niet althans niet in de door Berretty (W.P.N.R. 4638) gesuggereerde globale zin volstaan met „slechts de ligging van de grondeigendommen in hun onderling verband op de juiste wijze" (p. 330) op een kaart aan te geven en wel om de simpele reden, dat dit onderling verband juist uitsluitend door het verloop van de grenzen wordt bepaald. 3) Aldus ook Jonas, W.P.N.R. 4340, p. 149 en Beekhuis a.h.w. p. 233/4. Daarentegen vindt Berretty W.P.N.R4638 en 4707) in de twee voor naamste oorzaken van het feit, dat de landmeetkundige specificatie momen teel de bedoeling van partijen bij de akten onvoldoende weergeeft nl. de onzuiverheid der kadastrale kaarten (vgl. p. 10) en de notariële praktijk bij het hanteren van de kadastrale aanduiding (p. 11) juist redenen om die specificatie nu maar weer geheel te verwerpen en te vervangen door een partijenspecificatie in de ouderwetse vorm van feitelijke omschrijving van het goed aan de hand van „duurzame" terreinafscheidingen, waartoe hij partijen dan wettelijk verplicht zou willen zien. Hij ziet m.i. over het hoofd,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1963 | | pagina 8