9
deze achtergrond worden gezien, maar deze eerste stap zal door
andere moeten worden gevolgd, waarbij door Rijk, provincie en
gemeenten, in nauw overleg en door onderlinge samenwerking en
investering, naar het oplossen van het totale vraagstuk moet worden
gestreefd. Voorbeelden van concentraties zijn het Groothandels
gebouw, de Lijnbaan, het Binnenbeurtvaartcentrum, het Banken-
centrum. Echter ook de concentraties voor de ontspanning van de
werkers in dit gebied in het Kralingse Bos en het Zuiderpark.
Voorts kan nog worden gewezen op de plannen voor nieuwe con
centraties t.b.v. deze ontspanning langs de Oude Maas, de Rotte
en de Brielse Maas.
Een stad die in zichzelf gelooft, bouwt aan zijn toekomst. Bouwen
is hier het aanpassen aan en de voorwaarden scheppen voor de
toekomstverwachtingen, hetgeen onherroepelijk betekent een forse
ingreep in de bestaande verhoudingen. De toekomst is hier niet
een gefixeerde eindtoestand voor het jaar 1980 of het jaar 2000,
maar een volgen van de voortdurend in beweging zijnde ontwikke
ling van dit Waterweggebied in samenhang met de ontwikkeling
van Nederland, Europa en de wereld als geheel.
Ontstaan van het facetplan Van Brienenoordbrug
Evenzeer als men bij een diamant of briljant één facet slechts kan
zien als een deel van een groter geheel, evenzeer is dat het geval bij
een facetplan als onderdeel van een groter geheel: een lokaal, een
regionaal of zelfs een nationaal plan. Zo is de Van Brienenoordbrug
een schakel in de verbinding tussen de Rijkswegen nr. 3 (Rotter-
dam-Gouda) en nr. 16 (Rotterdam-Dordrecht) van het Rijkswegen
plan. Dit gegeven is voor de ontwerper bij lange na niet voldoende.
Het Rijkswegenplan bepaalt de plaats van een brug op kilometers
nauwkeurig, of onnauwkeurig; het zegt niets over de afmetingen
en ook niet over het tijdstip van de bouw. Het is een nationaal
plan waarin globaal is vastgelegd hoe men op een bepaald moment
denkt dat het Rijkswegennet er in een vrij verre toekomst zal
moeten uitzien. Van tijd tot tijd wordt het gewijzigd en met nieuwe
re inzichten in overeenstemming gebrachthet heeft iets weg van
een fata morgana. Bij de concretisering van delen ervan worden
de regionale en lokale aspecten belangrijk.
In het geval Van Brienenoord was ten aanzien van de punten
plaats, tijd en capaciteit van doorslaggevende betekenis een studie
van de ontwikkeling van het totale rivierkruisende verkeer in
Rotterdam.
Deze studie werd in 1957 opgesteld en opgenomen in het interim
rapport van de Commissie Oeververbindingen Rotterdam. Aan
dit rapport zijn de volgende gegevens grotendeels ontleend.
Samenvatting van de voordracht met lichtbeelden van Ir. P. J. Allaart,
hoofdingenieur voor bijzondere dienst van de Rijkswaterstaat, directie
Bruggen.