mogelijk bij de stad worden gehouden ter beperking van de omrij- schade. Een oostelijker aansluiting zou op zichzelf eenvoudiger zijn geweest. Het volgende punt was de keuze tussen een brug of een tunnel. Bij een tunnel kruisen scheepvaart en wegverkeer elkaar onbe lemmerd. Met een brug is dat ook wel te bereiken, maar dan ont staan andere bezwaren, waarop ik nog terugkom. De tunnel zou met de gekapitaliseerde exploitatiekosten rond 92 miljoen gulden hebben gekost (in 1957). De meest aanvaardbare brug kostte daar entegen, eveneens met de gekapitaliseerde exploitatie „slechts" 52 miljoen gulden. Dit kostenverschil gaf de doorslag, dus: een brug. Hier komt nog het volgende bij. Ingevolge het Wegenverkeers reglement mogen ontplofbare en licht ontvlambare stoffen niet door een tunnel worden vervoerd. Ook met het transport van abnormaal grote stukken, en die komen rond Rotterdam nogal eens voor, biedt een brug door zijn meerdere ruimte voordelen. Het heeft dus zeker zin althans over één brug te beschikken, en dat is dan de Van Brienenoordbrug, wanneer in de toekomst zoals gezegd de Willemsbrug door een tunnel wordt vervangen. Dat de keuze op een brug is gevallen mag voor al diegenen die het uitzicht op een bedrijvige rivier en een wijde omgeving op prijs stellen een gelukkige omstandigheid worden genoemd, ook al werd de keuze bepaald door droge, materialistische argumenten. De keuze is dus op een brug gevallen, maar daarmee is wel wat op het betoog vooruitgelopen. Het is nu eenmaal zo dat er allerlei bruggen mogelijk zijn. Er zijn er met weinig grote óf veel kleine overspanningen; ze kunnen op allerlei hoogten boven het water liggen, ze kunnen vast of beweegbaar zijn en ze kunnen van staal of van beton worden gemaakt. Het spreekt vanzelf dat de meest aanvaardbare van al deze mogelijkheden moest worden uitgezocht. Hiertoe moesten eerst gegevens over de bestaande scheepvaart worden verzameld en een prognose worden opgesteld over de te verwachten ontwikkeling daarvan. In het rapport van de Kamer van Koophandel wordt de verwachting uitgesproken dat het goederenverkeer van 1955 tot 1965 zal stijgen, en wel van 47 miljoen ton tot rond 100 miljoen ton. Daarin is het aanleggen van een oliepijpleiding (die inmiddels tot stand is gekomen) reeds ver disconteerd. Ook al zal een deel daarvan uit Europoort en het Botlekgebied via de Oude Maas gaan, dan nog mag op de Nieuwe Maas een belangrijke toeneming worden verwacht. Een enquête werd gehouden naar de verwachtingen over het scheepvaartverkeer, verband houdende met de bedrijvigheid van de scheepsbouw-, scheepsreparatie- en scheepssloopwerven boven de bestaande bruggen. Naast de passage van zeeschepen valt hierbij te denken aan de drijvende bokken die in Rotterdam hun basis hebben. Deze reiken tot over de 40 meter hoogte. Bij de brug over de Koningshaven werd een onderzoek gedaan XI

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 13