12
naar de masthoogten van de passerende schepen. Hieruit bleek dat
57% van de daar passerende schepen hoger zijn dan 10 meter. Dan
volgen coasters, jachten en vissersvaartuigen; slechts 15% is hoger
dan 22 meter.
Met behulp van deze gegevens konden bruggen op verschillende
hoogten nader worden bekeken.
ie. Een brug op Rijnvaarthoogte, dat is de hoogte waaraan de
vaste bruggen over de Rijn ingevolge de Acte van Mannheim
moeten voldoen en die hier rond 10,40 m N.A.P. bedraagt.
Voordelen zijn de relatief lage kosten (ca. f 33000000.en het
geringe te overwinnen hoogteverschil.
Het bezwaar is dat er een beweegbaar deel in de brug nodig
is, dat vrij frequent moet worden geopend. Dit wordt hinder
lijker, naarmate zowel weg- als waterverkeer toenemen.
2e. Een brug op ca. 24 meter hoogte, waaronder behalve de Rijn
vaart ook alle kustvaart kan passeren. De bouwkosten nemen
toe tot 52 miljoen gulden; het te overwinnen hoogteverschil en
daarmee het extra brandstofverbruik ook. De hinder van de
beweegbare brug is echter tot ca. 1/3 verminderd, tot 3 a 4X
per dag. Dat is nog buiten de spitsuren te houden.
3e. Een brug op ca. 35 meter hoogtedeze wordt zeer duur, de te
overwinnen hoogte groot, de opritten zó lang, dat het lokale
verkeer er weinig meer aan heeft. Een beweegbaar deel blijft
nodig, ook al zal het niet veel worden gebruikt. De winst op dit
punt ten opzichte van de 24 meter hoge brug is te gering om
tegen de voorgaande bezwaren op te wegen.
4e. Een vaste brug zou rond 45 meter hoog moeten liggen; deze
heeft de bezwaren van 35 meter brug in versterkte mate en
geeft maar geringe winst.
De keuze is dan ook gevallen op een brug op, populair gezegd,
kustvaarthoogte, met de onderkant op 24 a 25 meter boven N.A.P.
Aanvankelijk is er over gedacht wielrijders en voetgangers met
roltrappen op de brug te brengen. Dit plan is echter verlaten van
wege de bijzonder hoge kosten. Van het langzame verkeer zullen
alleen bromfietsen worden toegelaten.
De overspanning werd bepaald op grond van de overweging
dat zich ter plaatse van het brugtracé aan de zuidelijke oever een
zgn. aanmaakplaats bevindt, dat is een ankerplaats waar Rijnsiepen
worden samengesteld en ontbonden. Er moet daar dus niet alleen
ruimte zijn voor de doorgaande scheepvaart, maar ook voor an
kerende en manoevrerende schepen. Pijlers konden daarom niet
worden getolereerd: de rivier moet in één zo groot mogelijke sprong
worden overbrugd. Vanwege de ankerplaats aan de zuidzijde
moest de beweegbare brug aan de noordkant komen, zo dicht
mogelijk bij de oever. Teneinde de ontwikkeling van de scheeps
bouw bovenstrooms niet te belemmeren, werd de doorvaart bepaald
op 50 meterhet bouwen van supertankers heeft alleen zin als deze
naar zee kunnen worden gebracht.