Litteratuuroverzicht
Rolland Lee Hardy, Beitrage zur Entwicklung automatischer
Nivellierinstrumente. Deutsche Geodatische Kommission bei
der Bayerischen Akademie der Wissenschaften, Reihe C, Heft
Nr. 61, 122 pagina's, 55 litteratuurverwijzingen.
Iedere gebruiker van een gewoon waterpasinstrument weet dat
zijn instrument geregeld moet zijn, dwz. dat de richtlijn van
het buisniveau op de kijker evenwijdig moet zijn met de vizierlijn
van de kijker. Alleen in dat geval zal hij de richtlijn zuiver hori
zontaal kunnen stellen door het buisniveau nauwkeurig te laten
inspelen. Zowel regeling als inspelen is noodzakelijk om goede
resultaten uit de meting te krijgen. In automatische waterpasin
strumenten ontbreekt het buisniveau; een compensator is er voor
in de plaats gekomen. Deze richt zich onder invloed van de zwaarte
kracht zó, dat een lichtstraal die horizontaal een kijker binnen
treedt door de compensator wordt afgebogen en door het snijpunt
van de kruisdraden gaat, ook als de kijker een helling heeft. De
compensator moet geregeld zijn, maar het inspelen bij het meten
is vervallen. Omdat de meeste compensatoren slechts weinig speling
hebben, moet een automatisch waterpasinstrument wel ongeveer
horizontaal worden geplaatst.
De Amerikaan Hardy heeft zich al jaren bezig gehouden met de
theorie en de constructie van automatische waterpasinstrumenten.
Enkele constructieve vondsten heeft hij in de Verenigde Staten en
in Europa gepatenteerd. Theoretische onderzoekingen heeft hij
vastgelegd in het bovengenoemde werk waarop hij in Duitsland
promoveerde.
In de verhandeling wordt achtereenvolgens aandacht besteed
aan de theoretische grondslagen van automatische waterpasinstru
menten, nieuwe constructietheorieën, ontwerp en bouw van een
nieuw instrument. In het deel over de theoretische grondslagen
wordt eerst een overzicht gegeven van de bestaande instrumenten.
Ze worden verdeeld in drie hoofdgroepen, uitgaande van de ver
schillende toegepaste compensatorconstructies. De verdeling luidt:
I. Compensatoren in de vorm van een vloeistofreservoir;
II. Magnetisch gedragen compensatoren;
III. Aan draden of veren bevestigde compensatoren.
Van de bestaande instrumenten behoren er slechts enkele tot
groep I of II. Daarom besteedt de auteur alle aandacht aan groep
III. Hier vallen zo veel instrumenten onder, dat een verdere onder
verdeling noodzakelijk is. Deze wordt gebaseerd op mechanische
eigenschappen (ophanging aan al dan niet gekruiste draden
bevestiging aan hangende of staande verentorsiesystemen met
draden of veren) en bewegingen die de compensator kan maken,
(translatie; rotatie).
Het principe van de werking van meerdere compensatoren wordt
31