42 Wat de sectie c betreft, hierover is uitvoerig gesproken. Zij zal bestaan uit de geodetisch ingenieurs werkzaam bij de particuliere bedrijven, in totaal ongeveer 22 man. Het is aan hen om te beoordelen of er voldoende onder werpen zijn die voor gezamenlijke bespreking in aanmerking komen. De voorzitter van de Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch inge nieurs meent van wel. Hij ziet ook nog wel een werkterrein voor het geza menlijk optreden van de secties b en c. De kwestie van deze secties is primair een aangelegenheid van de leden van de Vereniging voor Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs. De werkgroep heeft in overleg met het bestuur van die vereniging de sectieindeling gehandhaafd, omdat dit bestuur van de levensvatbaarheid is overtuigd. Betreffende de vraag wat onder „overheids dienst" moet worden verstaan kan worden opgemerkt dat al diegenen die zich bij de C.H.A. kunnen aansluiten als overheidsdienaren moeten worden beschouwd. De N.S. valt er bijvoorbeeld niet onder. De Staatsmijnen daar entegen weer wel. Ir. W. J. Bonekamp constateert dat dus de verantwoordelijkheid voor de sectie c bij de Vereniging van Civiel-Landmeters en Geodetisch ingenieurs ligt. De voorzitter meent dat daar niet de verantwoordelijkheid rust maar wel de competentie. Ir. V j. Bonekamp is van mening dat wij er als vereniging nu wel mee te maken krijgen. De voorzitter vindt dit, na de vele en uitvoerige besprekingen, geen be zwaar. Ir. A. Govers vraagt wat precies wordt bedoeld als in art. 18 wordt gesproken over de bevoegdheid van een sectie zich aan te sluiten bij een erkende vakorganisatie. Volgens art. 17 kan de sectie zelfstandig handelen en is derhalve art. 18 overbodig. Ir. F. Schuurman deelt mede dat het, ondanks dit argument, de werk groep gewenst voorkomt art. 18 te handhaven. Ir. A. j. Wytema, sprekend vanuit het standpunt van de landmeter van het kadaster, is voorstander van meer contact tussen de collega's. Aan de top is dit contact er wel, maar naar beneden toe treft men steeds meer hokjes aan. Het regionale contact verliest men nu zelfs geheel. De voorzitter antwoordt dat het bestuur van mening is dat de afdelingen van K. en L., zoals wij die nu kennen, moeten worden gehandhaafd. Zij ver vullen een functionele taak. Anders is het met de regionale bijeenkomsten van de N.L.F. Deze lopen niet zo best meer en moeten van luisterclubs worden omgezet in iets beters. Hier ligt voor het NIGI-bestuur een taak. Uit de Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs is de gedachte van werkgroepen naar voren gekomen. Zo'n werkgroep zou moeten bestaan uit een aantal mensen die een probleem in studie nemen en als pre advies publiceren. Een dergelijke organisatie kan beter niet regionaal zijn ingericht. Het gaat meer om de gelijkgerichte belangstelling en interesse. Zo'11 groep moet ook niet te groot zijn en zal zo nodig het contact schriftelijk onderhouden. De figuur van de voorzitter van zo'n groep is bepalend voor het succes. Binnen de Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs is hierover een enquête gehouden. De N.L.F. heeft deze enquête overgenomen om deze uit te breiden tot alle bij de N.L.F. aangesloten ver enigingen. Door de N.L.F. zal een kleine commissie worden ingesteld om een en ander uit te werken. De verwachting is dat hierover binnenkort meer zal worden vernomen. De voorzitter stelt de vergadering, nu de tekst en de inhoud van de ont worpen statuten en het huishoudelijk reglement voldoende zijn besproken in de gelegenheid over de fusie in het algemeen te discussiëren. Aangezien de vergadering daaraan geen behoefte heeft is, aldus de voorzitter, thans het moment aangebroken waarop het bestuur van de vergadering een principe besluit kan vragen. Het bestuur zou daartoe de volgende motie willen voor leggen en in stemming brengen. „De Algemene Vergadering van de Vereniging voor Kadaster en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 44