56
aangetoond dat hieraan op H. I .S.-niveau reeds in belangrijke
mate wordt voldaan. Tenslotte is in 6 een slotbeschouwing
gegeven.
L it het te Delft in 1962 gehouden symposium over de toekomst
mogelijkheden van de geodetisch ingenieurs (7), is mijns inziens
gebleken dat in de landmeetkundige wereld over deze problematiek
der menselijke verhoudingen in het bedrijf onbegrip en verwarring
bestaan. Het verslag van de enquête (5) constateert overigens
hetzelfde ten aanzien van de ingenieurswereld in het algemeen
(P- 53.vraagt men zich af of het geringe belang dat vele ingenieurs
hechten aan een introductie op deze gebieden, misschien ook berust
op een te geringe kennis over die onderwerpen").
In het bestek van dit artikel is het uiteraard niet mogelijk de
inhoud van deze materie systematisch uiteen te zetten. Voor een
doeltreffende inleiding moge ik op academisch niveau verwijzen
naar een recente publikatie van Ir. Ossewaarde (8), waarvan de
waarde mede bepaald wordt door de uitgebreide litteratuurver-
wijzing en op middelbaar niveau naar het leerboek van Meppelink
en Neeteson (9), dat een algemene oriëntering ten dienste van
leidinggevenden en van kadervorming in en buiten schoolverband
geeft.
2 De enquête over opleiding voor ni et-technische taakaspecten
door Daniëls cs.
2.1 De methode van onderzoek
Het initiatief van Prof. Daniëls heeft geleid tot een onderzoek
dat door de groep Bedrijfskunde van de T.H. te Eindhoven in
i960 werd ingesteld door middel van een schriftelijke enquête
onder de Nederlandse ingenieurs. Deze enquête werd gehouden
onder auspiciën van een werkgroep, waarvan o.a. de president van
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en Prof. Volbeda, ver
bonden aan vorenvermelde stichting te Delft, deel uitmaakten.
Het onderzoek werd gehouden door vragenlijsten te zenden aan
een aantal, door een steekproef (drie op de acht) aselect gevonden
namen van in de jaren 1921 tot en met 1955 aan de T.H. te Delft
afgestudeerde ingenieurs, die werkzaam waren in Nederland. Van
het universum (de totale groep, waarvoor het onderzoek representa
tief is) bestaande uit 6407 leden van de naamlijst (per 1 januari
i960) van de Vereniging van Delftse ingenieurs zijn dientengevolge
2328 ingenieurs aangeschreven. Hiervan hebben 87 de vragenlijst
ingevuld teruggestuurd. Dit grote aantal wijst in elk geval op een
hevige zo niet heftige belangstelling, constateert het verslag.
De onderzoekers hebben angstvallig gewaakt tegen invloeden die
de resultaten zouden flatteren. De wijze van opstelling van de
vragen heeft het zelfs een aantal serieuze voorstanders van niet-
technisch onderwijs in sommige gevallen onmogelijk gemaakt hun
mening kenbaar te maken. Wie namelijk een bepaald onderwerp