6o
positieve klanken worden geuit, dient men volgens het verslag
niet te vergeten dat deze colleges slechts door een zeer klein deel
van de huidige studenten wordt gevolgd. In dit verband is ook een
opmerking van Prof. Schermerhorn tijdens het symposium (7)
leerzaam. Hij herinnerde er namelijk aan dat vóór de tweede
wereldoorlog het voorstel om de historicus Prof. J. Huizinga
enkele colleges in Delft te laten geven in de toenmalige Senaat was
afgestuit op het argument dat men hoogstens het nut van geschie
denis van het eigen technische vak kon inzien en dat elke hoogleraar
dat zelf wel kon geven. De universele waarde van deze grote
cultuur-historicus wordt treffend belicht op de tentoonstelling
1813-1963 in het Rijksmuseum te Amsterdam, waar men thans
een overzicht ziet van de vertalingen van zijn werken en van
zijn kunstzinnige en pedagogische belangstelling.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat een dergelijke bewustzijns
vernauwing als Delft toen vertoonde, ook in de huidige tijd nog
nawerkt. Daarom is het verheugend dat, volgens deze enquête,
tegenwoordig overwegend een ruimere visie blijkt te bestaan,
althans onder de afgestudeerde ingenieurs.
„Verdieping in de motieven, drijfveren, oorzaken en grond
regelen van het menselijk handelen en denken in de samenleving,
van de verantwoordelijkheden en levensbeschouwelijke stelsels
moet (veel meer dan thans het geval is) ten grondslag liggen aan
elke technische, commerciële of bestuurlijke handeling van verant
woordelijke personen aldus één van de respondenten. Ver
schillende respondenten pleiten voor onderwijs in de logica, waarbij
ook de hiervoor in 2.2 genoemde bezinning op het „zindelijk
denken" wederom wordt aanbevolen.
Het spijt de onderzoekers dat de Nederlandse taal niet in het
onderzoek is betrokken. De opmerkingen van een aantal respon
denten wijzen namelijk op de noodzaak van schriftelijke en monde
linge uitdrukkingsvaardigheid in het algemeen, het scherp en bondig
formuleren, het opstellen van rapporten, het spreken voor publiek.
Tegenwoordig organiseert de taalcommissie van de T.H. te
Delft hiervoor cursussen in de samenstelling en stijl van technische
verslagen en in de voordrachtstechniek. Ook de T.H. te Eindhoven
kent activiteiten in deze richting. Het door een team van deskun
digen geschreven pocketboek „Schriftelijk rapporteren" (15) vormt
bij deze onderwerpen een uitstekende wegwijzer.
2.4 Het gewenste onderwijs op bedrijfskundig gebied
Dit is het belangrijkste hoofdstuk van het verslag, omdat er in
vermeld wordt hoeveel ingenieurs van een bepaalde studierichting
menen dat onderwijs moet worden gegeven in elk der in 2.1
genoemde 15 probleemgebieden, die zij in de praktijk tot hun taak
rekenen.
Uit de cijfers blijkt dat 84% van alle Nederlandse ingenieurs
overtuigd waren van de wenselijkheid dat in één of meer van deze