63 Uit de vele verbanden die hierbij bestudeerd zijn mag, volgens het rapport slechts één belangwekkende conclusie worden getrok ken, nl. dat de werktuigkundig ingenieurs aanmerkelijk meer belangstelling tonen voor het niet-technisch onderwijs dan hun collega's van andere studierichtingen. Zou dit niet veroorzaakt kunnen worden doordat de wetenschappelijke hantering der menselijke verhoudingen in het bedrijf, uit een oogpunt van bedrijfsefficiency, in de werktuigbouwkundige industrie eerder noodzakelijk is geworden dan bijv. in de geïsoleerde landmeet kundige wereld en in andere technische sectoren Indien deze opvatting juist is, zal de geodetisch ingenieur die met een leiding gevende taak is belast, er verstandig aan doen de bakens te ver zetten en zijn visie uit te breiden. 3 Het rapport van de staatscommissie Neher (1963) (6) 3.1 Samenstelling en doel Behalve de rectores magnifici van Delft en van Eindhoven, enige hoogleraren in de technische en in de maatschappijweten schappen, zomede enkele hoofdambtenaren van het departement van onderwijs, maakte een aantal directeuren van technische bedrijven deel uit van deze commissie. Een vertegenwoordiger van de overheid als werkgever voor ingenieurs ontbreekt hierbij, hetgeen voor verschillende studie richtingen van ingenieurs als een lacune kan worden aangemerkt. Met name geldt dit voor de civiel- en geodetisch ingenieurs, waarvan vele in overheidsdienst werkzaam zijn. In zijn installatierede stelde de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen de vraag, of de maatschappij niet meer behoefte heeft aan de vorming van generalisten, dan aan primair analytisch denkende mensen, zoals het hoger onderwijs thans opleidt. De commissie kreeg voorts de opdracht de wenselijkheid en mogelijk heid van een samenwoning van technische en maatschappijweten schappen in breed verband te bezien. De instellingsbeschikking luidde: „na te gaan, in welke vormen de studie der maatschappijwetenschappen, mede met het oog op de maatschappelijke behoeften op verschillende niveau's kan worden ingepast in de studie der technische wetenschappen". De voorzitter van de commissie, Dr. L. Neher, voorzitter van de Raad van het technisch hoger onderwijs, constateerde in zijn antwoordrede, dat allerwegen aandacht wordt gevraagd voor de onontbeerlijkheid van de beoefening der geesteswetenschappen, ook bij de ingenieursopleiding. De vraag is echter welke keuze zal moeten worden gemaakt uit het aantal der maatschappijweten schappen en hoe de exameneisen hiervoor moeten worden gesteld. Met voorbijgaan van de vele waardevolle overwegingen uit het verslag van de commissie, vermeld ik als belangrijkste punt dat de commissie tot de conclusie is gekomen, dat tenminste 5 a 6%

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 17