65 ment". Ik heb opgemerkt dat bij geodetisch ingenieurs dit woord vaak de ongunstige betekenis heeft van iets onzekers. Wijvekate (23) organisatiedeskundige, zegt dat het opzetten van experimenten ten doel heeft een zo gunstig mogelijke verhouding te scheppen tussen de omvang van een experiment en de nauwkeurigheid, onderscheidenlijk betrouwbaarheid van de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken. De maatschappijwetenschappen zijn nog zeer jong. De belang rijkste ontwikkelingen zijn na en door de tweede wereldoorlog gekomen. Zij missen de eerbiedwaardige traditie van de geodesie, die o.a. teruggaat tot Eratosthenes (275-195 v. Chr.) (24) als eerste geodeet. De geschiedenis van de menselijke factoren in het perso neelsbeleid begint volgens Dr. Herold (25) bij de Franse ingenieur en bedrijfseconoom Fayol (1841-1925) en bij Taylor (1856-1915), een Amerikaans ingenieur. Uit de volgende onderwerpen kan naar het inzicht van de commissie een keuze worden gedaan: 1. persoonlijkheid (waaronder ook afweermechanismen, weer stand tegen verandering, leerproces van volwassenen) 2. groepsrelaties (waaronder ook het begrip status, vormen van leiderschap); 3. communicatie en informatie (waaronder ook analyse van discussie en de discussieleiding) 4. kritische kennismaking met de technieken van psychologisch en sociologisch onderzoek 5. enkele psycho-fysiologische aspecten van de werkende mens (waaronder ook de relatie mens-machine) (26). c. Inleiding tot de economie met inbegrip van de organisatieleer (waaronder ook arbeidstechniek en beloningssystemen). d. Inleiding tot de rechtswetenschappen (voornamelijk de juridische aspecten van de arbeid). De commissie pleit voor een aanvang van de bestudering van de maatschappijwetenschappen in het eerste studiejaar, door middel van een introductie in de algemene problematiek. Hierdoor kan de student behoed worden voor overschatting van een eenzijdig gerichte technische denkwijze. (Een analoge formulering vindt men in het rapport (4) van de Subcommissie landmeetkunde op blz. 29.) Bestudering van keuzevakken en specialismen kan in latere jaren plaats vinden, in het kader van het afstudeerprogramma. 3.3 Integratie in het hoger onderwijs Een andere conclusie van de commissie luidt, dat het onderricht in de maatschappijwetenschappen niet moet worden toegevoegd aan het technisch wetenschappelijk onderwijs, maar daar moet worden ingevlochten. De hoogleraren in de technische wetenschappen dienen meer aandacht te besteden aan de maatschappelijke aspecten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 19