77 D-waarde: dat is de standaardafwijking in de coördinaten van de richtpunten. Het nomogram „Gewicht van een richting" geeft bij aanname van een bepaalde meetnauwkeurigheid het gewicht voor de verschillende richtingen. De coëfficiënten a en b ontleent men met behulp van het nomogram „Richtingscoëfficiënten" aan de kaart. Daarna volgt de berekening van de gefingeerde richtings coëfficiënten met behulp van de rekenlineaal en tot slot volgt de bepaling van lengte en richting van de assen van de standaardellips met behulp van het daarvoor ontworpen nomogram. Op grond van deze standaardellips volgt nu de beoordeling van de verkende combinatie van richtingen, waarna een nieuwe ver kenning zal moeten worden uitgevoerd. Zijn er in het desbetreffende punt een groot aantal richtingen zichtbaar, dan doet men daaruit vooraf een keuze. Blijkt bij de berekening van de verkenning, dat de standaardellips aan de te stellen eisen voldoet, dan is daarmee nog geheel niet zeker, dat de gunstigste richtingscombinatie is gekozen. Hiervoor zou het narekenen van alle mogelijke combina ties noodzakelijk zijn. Gewoonlijk zal men evenwel met de gekozen combinatie volstaan, vanwege het vele werk aan deze berekeningen verbonden. Is men in het bezit van een elektronische rekenmachine en van een programma voor de verkenningsberekening van het snellius- punt, dan verdient het overweging een groter aantal berekeningen hiermee uit te voeren om tot een betere beoordeling van de verkende mogelijkheden en daarnaast tot een betere beoordeling van de later uit te voeren hoekmeting te komen. In een fractie van de tijd die vroeger benodigd was, kan men nu alle mogelijke richtings combinaties narekenen en daarbij eventueel de geschatte waarde voor de nauwkeurigheid van de hoekmeting laten variëren. Het verdient zelfs aanbeveling om voorafgaande aan de terreinverkenning een aantal „verkennende" berekeningen uit te voeren. Deze kunnen dan reeds aanwijzingen geven in welke richting de oplossingen moeten worden gezocht. Bij de vereffening van de snelliuspunten berekent men de waarde (gvv), die een indicatie vormt voor de nauwkeurigheid van het eindresultaat. Deze nauwkeurigheid wordt beïnvloed door de nauwkeurigheid van de richtingsmeting, maar ook door de nauw keurigheid van de richtpunten, De waarden v, die tevens worden berekend, kunnen een indicatie geven in welke richting een bijzonder groot verschil voorkomt. Door in de snelliuspunten waar mogelijk dezelfde richtpunten op te nemen, kan men tot een beoordeling van de kwaliteit van de richtpunten komen en deze beoordeling kan aanleiding vormen tot het uitvoeren van een controlemeting. Dank zij de nu eenvoudige verkenningsberekening kunnen wij wellicht komen tot een nog selectere keus van richtpunten, hetgeen ook de nauwkeurigheid ten goede komt. Het voorafgaande is aanleiding geweest de verkenningen op een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 31