D
D x
o,44
°,44
86
Uit deze tekening blijkt dat een gebied van bijna 12% van de
ruilverkaveling niet toedeelbaar is op het kopeind; z is hier vrijwel
nihil, daar dit gebied in hoofdzaak vastliggende huis- en tuinkavels
omvat.
Vervolgens is het niet mogelijk aan de periferie van de ruil
verkaveling een z van 0,3 te bereiken.
Dit gebied beslaat in bovenstaand voorbeeld ongeveer 44% van
de gehele ruilverkavelingde maximale D is in de diverse stroken
z D percentage v.d. Rvk.
tussen 0,3 en 0,2 °.075 0,18
tussen 0,2 en 0,1 0,039 °.22
kleiner dan 0,1 0,024 °.°4
zodat voor het periferiegebied van de ruilverkaveling D ligt in de
orde van grootte:
n °.°75 X 0,039 X 0,22 0,024 X 0,04
u 0,0^.
0,44
Voor deze gehele verkaveling is dus het volgende ruwe schema
op te stellen:
niet op kopeind toedeelbaar
volgens theorie verkavelbaar
periferie gebied (z 0,3)
/O
0
0,12
0
0,096
0,042
0,05
0,022
1,0
0,064.
Men hoede zich nu voor de volgende redenering:
Uitgaande van een D 0,096 wordt deze tenslotte 0,064 °f wel
de theoretisch berekende D moet nog vermenigvuldigd worden met
de factor 2/3. Het bovenstaande is een voorbeeld: het illustreert
de moeilijkheid, doch bewijst niets t.a.v. de hoegrootheid hiervan.
Helaas is het slechts na zeer tijdrovend onderzoek mogelijk aan
te geven welke percentages van de ruilverkaveling liggen in de
diverse zones. We kunnen echter met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid zeggen dat
1. niet op het kopeind toedeelbaar is de groep huis- en tuinkavels
kleiner dan 0,25 G (gemiddeld 8%)
2. het bosbezit niet volgens de theorie verkavelbaar is.
De bossen zijn niet verschuifbaar, met als gevolg dat D voor het
bosgebied op nul moet worden gesteld.
Indien het percentage vastliggende kavels, te weten huis- en
tuinkavels en bossen (waarvoor D o) wordt aangeduid met de
letter u, dan is het verkavelbare gedeelte ten hoogste 1 u en
wordt de formule voor D:
Du 1 u) (1%\z a2z2)