88
Daar het vóórkopeind meer kavels bevat, kan in dit geval het
gewogen gemiddelde worden
l/J 0'25 X 0,89 x 0,73 0,86.
R 0,3 °.3°
In de formule D a\ z z2 heeft dit tot gevolg dat «1 niet
gesteld mag worden op: a± 1 0,8 0,2, maar op:
a1 1 0,86 0,14.
Nu verwacht ik niet, dat het zo'n vaart zal lopen met de ver
kleining van alt daar men aan het vóórkopeind de kavels wat
kleiner kan nemen en aldus aanpassen aan de eveneens kortere
lengte van de ter plaatse gesitueerde boerenkavel. Echter is de
niet-evenwijdigheid van de opstrekkende wegen nadelig, zowel voor
de factor als voor z.
Nog één opmerking. Het bovenstaande in de tekening weerge
geven voorbeeld van een verdelingspatroon is geënt op het tegen
woordig normaal voorkomende geval dat vrijwel de gehele gemeente
(of veelvoud van gemeenten) in de verkaveling wordt opgenomen,
met uitzondering van de dorpskom.
Met een kleine verkaveling van bijv. enkele honderden ha, net
gelegen in de strook begrensd door z 0,75 enz 0,3 bereikt men
uiteraard fraaiere resultaten; een voorbeeld waar toevallig alles
goed zit, bewijst nog niets. Het is niet verantwoord zonder onder
zoek conclusies te trekken uit een tekening!
Ten einde een en ander te toetsen is een steekproef genomen in
de ruilverkaveling Montfort, die in het algemeen een hoog dwarsweg-
benuttingspercentage te zien geeft. In deze verkaveling zijn drie
complexen genomen, waar op het oog de dwarswegen het meest
(in twee complexen) en het minst met kleine kavels bezet waren.
Uitgepast is het door kavels bezette gedeelte van de dwarsweg
en de totale dwarsweglengte (tweezijdig). De resultaten voor deze
drie complexen zijn:
complex bezette ged. totale lengte 2
1 316 716 0,442
2 539 1620 0,332
3 92 99° 0.093
steekproef 947 3326 0,285
Deze steekproef illustreert op treffende wijze hoe onregelmatig
de dwarswegbezetting in een verkaveling kan zijn, hetgeen in het
voorgaande op theoretische gronden reeds was aangetoond.
Tenslotte nog een ongunstige omstandigheid. Tot nu toe is
p lengte-breedte verhouding van de kavels) voor grote en kleine
kavels aangenomen op eenzelfde bedrag nl. p 3. Volgens de tabel
gepubliceerd in jaargang 1962, pag. 307 van dit tijdschrift is pi
voor kleine kavels groter dan p2 voor grote kavels.