97
a. de samenstelling van een wereldkaart die de gebieden zal aan
geven waar bodembewegingen zijn geconstateerd. Voor Europa
is deze taak opgedragen aan drie commissies, één voor West-
Europa, één voor Oost-Europa, en één voor Scandinavië met
resp. Jones (België), Zakatov (U.S.S.R.) en Kukkamaki (Fin
land) als voorzitter. Voor Noord Amerika werd Meade als voor
zitter van een commissie aangewezen
b. de organisatie van een wereldnet van proef polygonen om bodem
bewegingen te constateren met behulp van geodetische en geo
fysische, oceanografische en geomorfologische methoden
c. de studie van de drift van de continenten met behulp van geo
detische en astronomische methoden.
Uiteraard kwam in deze sectie het probleem van het gemiddelde
zeeniveau naar voren. Dr. Rossiter gaf een methode aan om de
waarnemingen aan mareografen voor geodetische doeleinden te
gebruiken. Dr. Simonsen vermeldde een uitbreiding en voort
zetting van het werk van de R.E.U.N. nu de eerste vereffening
is voltooid. Prof. Ramsayer en Levallois maakten een studie van
de frequentie van zwaartekrachtsmetingen in een waterpasnet.
Prof. Bodemüller deed een mededeling over helmert-, vignal- en
gemiddelde hoogten. Ir. Waalewijn en Prof. Kukkamaki be
richtten over de hydrostatische waterpassing.
Sectie 3. Geodesie des satellites artificiels et astronomie géodésique.
Ook van deze sectie werd de vroegere naam „astronomie géodé
sique" uitgebreid tot bovenvermelde. Zoals reeds in een rapport
over het 12e U.G.G.I. congres in Helsinki in i960 werd opgemerkt
hebben de aardsatellieten thans wel de bijzondere belangstelling
van deze sectie om hun tweeledige betekenis voor de geodesie nl.
geometrisch en dynamisch. In geometrische zin, omdat de zgn.
satelliettriangulatie het mogelijk maakt om door gelijktijdige waar
nemingen (of indien de baan van de satelliet voldoende nauwkeurig
is bepaald, door niet-gelijktijdige waarnemingen) vanuit meerdere
standplaatsen de gehele aarde te overspannen met een polyeder, in
dynamische zin, omdat door de wijziging in de baanelementen van
satellieten de coëfficiënten van de in een reeks van bolfunctie-
termen ontwikkelde gravitatiepotentiaal van de aarde kunnen
worden bepaald.
Is men op dynamisch terrein reeds ver gevorderd (wat niet alleen
is gebleken door het bekend worden van een nieuwe waarde van 1
op 298,3 voor de afplatting van de aarde, maar ook door de be
rekening van waarden voor de overige zonale coëfficiënten tot en
met de 9e graad en van de tesserale en sectoriële coëfficiënten tot
en met de 4e graad)de geometrische toepassingen staan nog slechts
aan het begin. Het verst gevorderd hiermede is wel het Smithsonian
Astrophysical Institute in Cambridge (U.S.A.) en The United
States Coast and Geodetic Survey in Washington, waarbij het