w V een typisch Franse wetenschap, al heeft ze uiteraard een dankbaar gebruik gemaakt van de logaritmische schalen die op de reken- liniaal voorkomen. De eerste die in 1795 van een wiskundige formule een no mogram maakte was Louis Pouchet. Het is een voorstelling van de formule ab c (fig. 7). Aan elk van de waarden a, b en c is een lijn toegevoegd. Voor die waarden van a, b en c waarvan de beeld lijnen door één punt gaan, wordt aan de gegeven betrekking vol daan: voor a 5,5 en b 4,5 is c rs 25. Tegenwoordig noemen wij deze nomogrammen lijnennomogrammen. Een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de nomografie heeft Léon Lalanne gegeven. Hij was het die in 1846 voor zijn berekeningen voor het eerste Franse spoorwegnet zijn „compteur universel" publiceerde, waarvan het nomogram voor ab c uit fig. 8 deel uitmaakt. Hem komt de grote verdienste toe dat hij door S s v T v s, \S v V V \s V t, w s w\ w W V N \s s V het invoeren van andere schalen voor a en b in dit geval loga ritmische schalen de moeilijk construeerbare gebogen c-lijnen uit het nomogram van Pouchet tot rechte lijnen wist te maken. Voor dit strekken van kromme beeldlijnen tot rechte introduceerde Lalanne het woord anamorphose, dat heden ten dage in de nomo grafie in deze betekenis nog wordt gebruikt. Eveneens van Lalanne stamt de benaming abaque voor het thans meer gebruikelijke nomogram. Het woord is ontleend aan het Griekse abax (ge latiniseerd tot abacus), het telraam of rekenraam waarmee in de oudheid werd gerekend. Inderdaad vertonen de ten tijde van i7i NOMOGRAM voor 0*è=C V V v\ N N \N V c Voorbeeld: Voor a 5,5 en b 4.5 is C ss 25 Fig. 8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 11