en baten voldoende nauwkeurig vast te stellen. Daarnaast maken de talrijke uiteenlopende facetten van de ruilverkaveling een afweging op landelijk niveau moeilijk. Tenslotte zijn er allerlei ontwikkelingen, zowel regionaal (industrie), nationaal als inter nationaal (Ë.E.G.), die een snelle aanpassing van het beleid gewenst maken. Bovenvermelde bezwaren betreffen het vaststellen van priori teiten op landelijk niveau. Voor de vaststelling van een urgentie volgorde van ruilverkaveling per provincie zijn de opgesomde be zwaren niet of althans in mindere mate geldig. Dit heeft er onder andere toe geleid, dat thans ter voorbereiding van beleidsbeslis singen omtrent de volgorde door de Centrale Cultuurtechnische Commissie, Gedeputeerde Staten en georganiseerde landbouw ur gentie-onderzoek per provincie wordt toegepast. Deze onderzoe kingen hebben betrekking op het stemmingsprogramma van enkele jaren. In verband met het veelzijdige karakter worden hierin niet alleen de agrarische, maar ook de niet-agrarische aspecten waarop de ruilverkaveling invloed heeft, of waardoor zij beïnvloed wordt, betrokken. Als voorbeeld van een dergelijk prioriteitenonderzoek zijn in figuur i voor Drenthe een 7-tal blokken afgebeeld, waarvoor een urgentie-onderzoek voor de periode 1966 t/m 1970 is toegepast. Deze blokken bleven over uit een eerste globale selectie voor de gehele provincie. De factoren die in het op deze blokken toegepaste urgentie-onderzoek in het geding waren, alsmede het resultaat, is aangegeven in figuur 2. Op basis van dit onderzoek werd de urgentie volgorde vastgesteld, zoals die in de cijfers achter de bloknamen is aangeduid. In overleg met Gedeputeerde Staten en de georganiseerde landbouw is, uitgaande van dit urgentie-onderzoek, het stemmings programma in Drenthe voor de komende jaren vastgesteld. Voor de laatste 3 blokken is de urgentie belangrijk lager dan voor de overige blokken. Het onttrekt zich aan de beoordeling of eventuele andere gebie den, die bij de eerste schifting zijn afgevallen, bij nader onderzoek niet een hogere urgentie zouden hebben gekregen. Om deze redenen wordt thans overwogen een hernieuwde cultuurtechnische inventari satie voor geheel Nederland uit te voeren. Het doel van een derge lijke inventarisatie en kaartering kan tevens inhouden het cultuur technisch beschrijven van Nederland op een wijze, die toepassing voor velerlei doeleinden mogelijk maakt (vgl. geologische kaart 150 000, We-Bo-kaart 150 000). Bij de prioriteitenbeoordeling in Drenthe heeft de bedrijfs- grootte-structuur van de betrokken gebieden een grote rol gespeeld. Dit blijkt uit figuur 3, waarin voor 7 blokken de bedrijfsgrootte- verdeling is weergegeven. Hieruit blijkt dat de bedrijfsgrootte- structuur in de ruilverkavelingen Dwingelo-Smalbroek, Diever en Gieten ongunstiger is dan in de blokken Westerbork en Rolde. Tot igi

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 31