205
plaats van 696 m geworden, dus 10% groter dan de optimale. Dit
is zeker geen slecht resultaat indien wordt gedacht aan het grote
aantal factoren waarmee bij de toedeling rekening moet worden
gehouden.
Zoals reeds gezegd, is in verband met de hoge bouwkosten ener
zijds en de onzekerheid omtrent de toekomstige functie van de be
drijfsgebouwen anderzijds, de boerderij verplaatsing in ruilverkave
lingen thans in discussie.
In dit verband is een suggestie naar voren gekomen, de subsidie
op boerderijbouw te vervangen door het toekennen van schade
vergoeding voor het toedelen van één kavel op grote afstand van het
bestaande bedrijfsgebouw. Daarbij zou het dan aan de betrokkenen
worden overgelaten of tot boerderij verplaatsing zal worden over
gegaan of niet. Dit laatste heeft het nadeel dat zowel de planologi
sche inrichting van het gebied als de beoordeling van het nut van
boerderij verplaatsing voor de komende decennia in handen wordt
gelegd van de particulier.
Een budgettair voordeel van deze regeling zou zijn, dat hierdoor
het financieringsgedeelte van boerderijbouw komt te vervallen en
beschikbaar komt voor andere investeringen. Op overeenkomstige
gronden overweegt men thans herinvoering van de zogenaamde
particuliere werken bij de inrichting van de kavels. Het initiatief
voor het dempen van sloten of het slechten van wallen binnen de
hem toegewezen kavel komt dan te berusten bij de boer.
In deze gedachten en ontwikkelingen treedt een hernieuwde voor
keur van de overheid aan de dag voor infrastructurele verbeterings-
werken en een zekere distantiëring van de verbeteringen die door de
particulier zelf kunnen worden verricht. Indien deze ontwikkeling
zich doorzet heeft dit onvermijdelijk tot gevolg dat om van de
ruilverkaveling volledig profijt te kunnen trekken een grotere aan
spraak zal worden gedaan op de bereidheid van de boeren tot in
vestering. Dit wijst nog eens op de wenselijkheid van een meer
regionaal-economische en bedrijfseconomische benadering van de
ruilverkaveling.
Summary
Some present problems of land consolidation projects
in the Netherlands.
One of the biggest problems is the rapid rise of demands for land con
solidation schemes since 1955 (table 1) and the way to provide the financing
and manpower that is required. The then arising problem of priorities has
been solved in a first instance with a priority scheme, also published in
English as: 'A Priority Scheme for Dutch Land Consolidation Projects'
(Publ. 6. Intern. Inst. Land Reclamation and Improvement, Wageningen,
i960). Nowadays the method of this priority scheme has been modified, it
is applied on a narrower scale and for a shorter term i.e. in each province
and for a period of approximately 5 years. An example of the areas considered
and the factors affecting such a priority scheme for the province of Drenthe
has been given in figure 1 and 2. Some data on the present situation of the
holdings are given in figure 3.
A second large problem, the enlargement of holdings, necessary from an