238
het concept-plan van toedeling. Bij de bezwarenbehandeling ziet
de rechtbank zich dan meestal voor een fait accompli gesteld, omdat
in de eerste plaats het tegemoetkomen aan de bezwaren van een
reclamant vaak gerechtvaardigde bezwaren van andere belang
hebbenden oproept en in de tweede plaats een voorgenomen wijzi
ging in de meeste gevallen slechts zal kunnen worden gerealiseerd
na uitvoering van correctiewerken, zoals het dempen van reeds
gegraven en het graven van nieuwe kavelsloten, met alle financiële
gevolgen van dien.
Prof. De Haan geeft nu drie mogelijke oplossingen om aan dit
bezwaar van onvoldoende rechtsbescherming tegemoet te komen,
te weten
a. De vaststelling van het plan van toedeling laten blijven ge
schieden in het eindstadium van de ruilverkaveling, maar reeds
in de uitvoeringsperiode een beroepsmogelijkheid op de rechter
openen in zake de voorlopige gebruikgeving, de sanering e.d.
en eventueel de technische uitvoering.
b. De vaststelling van een globaal plan van toedeling, naar Frans
voorbeeld, op een vroeger tijdstip voorafgaand aan de uitvoering,
dus op een moment dat dit plan nog zo flexibel is, dat de rechter
zonder bezwaar wijzigingen kan aanbrengen.
c. De vaststelling van het plan van toedeling bij gedeelten, gevolgd
door het opmaken en overschrijven van een akte van toedeling
per gedeelte.
De methoden genoemd onder a. en b. komen er op neer, dat de
wettelijke procedure wordt uitgebreid met meer beroepsmogelijk
heden op de rechter nl. bij methode a. tegen een aantal grondslagen
van het plan van toedeling (sanering, boerderijbouw, ontmenging
e.d.) en bij methode b. tegen een, in een vroeg stadium opgemaakt,
globaal plan van toedeling.
Bij beide methoden volgt dan later de tervisielegging van het
definitieve plan van toedeling, met eveneens de mogelijkheid van
beroep op de rechter.
Met de opvatting dat op deze wijze de uitvoering sneller en doel
matiger kan verlopen, ben ik het bepaald oneens. In de eerste plaats
zal de bezwarenbehandeling aanzienlijk meer tijd gaan vergen van
de plaatselijke commissie en de K.Rvd. In de tweede plaats zal
het invoegen van deze extra fasen in de procedure de duur van de
procedure in haar geheel juist ongunstig beïnvloeden. En in de derde
plaats ben ik van mening dat op deze wijze aan het procedure
onderdeel „plan van toedeling" een zodanig groot gewicht wordt
toegekend in vergelijking tot andere onderdelen als „schatting en
lijst van rechthebbenden" en vooral „lijst geldelijke regelingen
dat hiermede de in de huidige wet vastgelegde, min of meer even
wichtige juridische procedure op onlogische wijze wordt verstoord-
Met betrekking tot de onder c. beschreven werkwijze vraag ik
mij af of de consequenties van een en ander wel aanvaardbaar zijn.