240
te houden met het uit te voeren plan van voorzieningen. Door het
loskoppelen van schatting en uitvoering wordt het mogelijk de
schatting in het beginstadium van de ruilverkaveling te verrichten
en wel op een zodanig tijdstip dat nog geen kavelwerken zijn uit
gevoerd.
De aanpassing van de eisen der uitvoeringspraktijk aan de pro
cedure van de ruilverkaveling zie ik dan ook in de eerste plaats als
een probleem van organisatorische en niet van juridische aard. De
landmeters van de K.Rvd. hebben overigens al sinds jaar en dag
gepleit voor een goede coördinatie van uitvoering en procedure, op
dat zij de gelegenheid krijgen het vele „onzichtbare" werk te ver
richten dat de basis moet vormen voor een goed gefundeerd en
rationeel plan van toedeling.
Tot nu toe was het streven van de C.D. er in vele gevallen op ge
richt om zo snel mogelijk de beschikbare kredieten te verwerken.
De plaatselijke commissies zijn begrijpelijk zeer gevoelig voor het
meer spectaculaire gedeelte van hun taak, zodat van die zijde zelden
of nooit bezwaren komen. De landmeter daarentegen wordt op deze
wijze nogal eens in een dwangpositie gemanoeuvreerd, hetgeen niet
ten goede komt aan het gestelde doel, het scheppen nl. van zo doel
matig mogelijke produktieomstandigheden met zo weinig mogelijk
geldmiddelen en arbeidskrachten.
Voor een soepele en efficiënte uitvoering van de ruilverkaveling
blijft als eis gelden, dat de landmeter-deskundige na de stemming
geruime tijd de gelegenheid krijgt om het vele voorbereidende werk,
zoals aanleg boekhouding, onderzoek rechten, pachtregistratie,
schatting, luchtopname, wenszitting e.d., te verrichten. Dit houdt
niet in dat er de eerste jaren geen werken kunnen worden uitgevoerd.
Het bouwen van een nieuw gemaal, het aanleggen en verbeteren
van wegen en het graven van waterlopen zijn werkzaamheden, die
in de meeste gevallen zonder bezwaar in de eerste aanloopjaren
kunnen worden uitgevoerd. Het bouwen van de meeste nieuwe
boerderij en en het kavelinrichtingswerk dienen echter te geschieden
op een moment dat plaatselijke commissie, landmeter en districts
ingenieur zich een goed gefundeerd oordeel hebben gevormd over
de toekomstige kavelindeling en het plan van toedeling. Om mis
verstanden te voorkomen wil ik er op wijzen, dat mijn pleidooi er
dus niet op gericht is om in het vervolg minder gelden te besteden
aan de ruilverkavelingen, doch slechts wil bewerkstelligen dat de
verdeling van de kredieten over de jaren van uitvoering van een ruil
verkaveling op een andere wij ze zal geschieden dan nu soms het geval
is. Indien het definitieve plan van wegen en waterlopen tijdig door
G.S. is vastgesteld, moet het naar mijn mening zelfs mogelijk zijn
het plan van toedeling ter visie te leggen voordat het kavelwerk is
uitgevoerd, waardoor de beroepsmogelijkheden van belanghebben
den meer inhoud krijgen.
Het klimaat lijkt gunstig om de hiervoor beschreven werkwijze te
realiseren. Immers door gebrek aan geldmiddelen is de C.D. mo-