1 1 214 sluiting aan de paspunten. Daarbij worden in deze derde fase, alweer in tegenstelling tot de eerste twee fasen slechts translaties van de secties in x- en y- richting toegestaan. Deze voorwaarden, die zeer eenvoudig van vorm zijn, zullen in deze paragraaf worden afgeleid. De absolute translatie in de «-richting van een sectie i wordt aan geduid met ri en de relatieve translatie van de sectie i ten opzichte van de aangrenzende sectie j met r^j. Men beschouwe de vier aan elkaar grenzende en elkaar enigszins overlappende secties i t/m 4, getekend in figuur 1. De pijlen in de figuur definiëren het teken van de relatieve verschuivingen; wijst een pijl van de sectie i naar sectie j, dan is de relatieve verschuiving: ru r} n. Deze relatieve verschuivingen worden, in beginsel, afgeleid uit de sectiecoördinaten van gemeenschappelijke punten in de vier overlappingsgebieden en beschouwd als quasi-waarnemingen. Als zodanig krijgen ze een vereffeningscorrectie dz«j. Uit deze definities volgt (zie fig. 1) r2 r1 rll2 dzll2 U U "t- U,3 d- U U >-4,3 dr4>3 U r 4 rlt 4 drli4 waaruit men afleidt dr1>2 -j- dz2,3 dr4,3 drli4 (u,2 ~4~ U,3 U.3 U.,4) w- Hierin stelt w de sluitterm in deze voorwaarde voor. Omdat in de eerste twee fasen de secties aan elkaar zijn gevoegd en aldus één homogeen puntenveld is gevormd, zijn in de derde fase r1>2, z2i3, etc. gelijk aan nul. De voorwaarde wordt dus: du,2 df2,3 df4,3 drll4 0. (1) Voorwaarden van dezelfde vorm gelden voor alle viertallen secties van het blok, die zoals in fig. 1 aan elkaar grenzen. 7 I 8 9 A 10 6 I A paspunt Fig. 2 5 A

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 4