2Ö5
De hiervoor genoemde publikatie wordt aangeduid met deel
en nummer van het openbaar register als eerste overgeschreven
titel geboekt bij het perceelnummer dat bij de kadastrale indeling
aan de vervreemde kavel is toegekend. De publikatie die tot het
ontstaan van de nieuwe perceelgrens leidde is hiermede ge
lokaliseerd, evenals een eventueel op bedoelde kavel genomen
hypothecaire inschrijving.
Bij elke volgende vervreemding van een gedeelte (kavel) van
hetzelfde object herhaalt zich de hierboven beschreven handelwijze,
waarbij dus telkens het deel en nummer van de overgeschreven
akte wordt geboekt bij het perceelnummer waaronder de vervreemde
kavel kadastraal bekend geworden is.
Het kan voor geïnteresseerden in de nog resterende aanspraken
van de vervreemder (of van diens rechtsopvolgers) van belang zijn
de zo juist genoemde publikaties te raadplegen. Zij zullen deze
ontmoeten door het kadastrale perceel, genoemd in de titel van
aankomst van de vervreemder, naar boven" te filiëren. De grenzen
van een onroerend goed en bij gevolg ook die van het desbetreffende
kadastrale perceel, zijn in het algemeen niet alle tegelijk ontstaan.
Zo is de hiervoor bedoelde nieuwe perceelgrens („voorwerpsgrens")
het gedeelte van de omtrek van de vervreemde en van de niet ver
vreemde kavel, dat het laatst is gevormd. Het is dit gedeelte van de
omtrek van beide kavels, dat deze kavels tot afzonderlijke voor
werpen van zakelijk recht heeft gemaakt. Voor het overige bestaat
de omtrek uit één of meer „voorwerpsgrenzen" die, ingevolge
eerder overgeschreven stukken, bij een vroegere kadastrale in
delingvan kavels reeds als nieuwe perceelgrenzen zijn ontstaan, dan
wel uit gedeelten van deze. Bij de opmeting voor de kadastrale
indeling van kavels is de landmeter niet alleen gebonden aan de
nieuwe grenzen, doch evenzeer aan de hiervoor bedoelde, vroeger
ontstane, „voorwerpsgrenzen."
Al deze grenzen moet hij daarbij in één verband opnemen. (Met
dit laatste is tevens het specifieke werk van de landmeter van het
kadaster gekenschetst!)
Uit de metingsstukken kan worden nagegaan wanneer en naar
aanleiding waarvan in het verleden zo'n „voorwerpsgrens" als
nieuwe perceelgrens is ontstaan, en of het voorwerp genoemd in de
overgeschreven akte (die de aanleiding tot de meting was) aan deze
of aan gene zijde van deze nieuwe grens was gelegen. Dit laatste kan
van belang zijn o.m. voor de beantwoording van de vraag tot hoever
(welk gebied) een titelonderzoek zich moet uitstrekken en welke
titels voor het verkrijgen van een bepaalde informatie geraadpleegd
moeten worden. Zo zal kunnen blijken, dat de begrenzing van een
onroerend goed zelfs voor het geheel bestaat uit grenzen die bij
verschillende, vroeger plaatsgehad hebbende, vervreemdingen van
belendende objecten („voorwerpen") zijn gevormd. Men denke
hierbij aan een zgn. restperceel, dat na diverse transacties nog aan
de oorspronkelijke eigenaar is verbleven. Bij een overdracht van