276
grenzen zijn bijgehouden die aangeven tot hoe ver de aan de in de
openbare registers gepubliceerde stukken te ontlenen aanspraken
zich volgens die publikaties uitstrekken.
Het door de landmeetkundige dienst bijgehouden kadastrale
kaartenarchief geeft op schaal een beeld van de onderlinge ligging
en uitgestrektheid van alle (ook van de thans niet meer bestaande)
kadastrale objecten, die in de loop der jaren (van 1833 af) de „voor
werpen" zijn geweest van de in de openbare registers overgeschreven
en ingeschreven stukken. Door vergelijking van de kadastrale
kaart van de tegenwoordige toestand met de (hulp-)kaarten van
vroegere toestanden, kan men op eenvoudige wijze bepalen welke
publikaties op een thans bestaand perceel, of op een aanwijsbaar
gedeelte van dat perceel, betrekking hebben. Hiertoe dienen de
kadastrale kaarten echter steeds nauwkeurig te worden bijgehouden
en voorts op een zodanige schaal te zijn vervaardigd, dat in verband
met de dichtheid van de parcellering de bedoelde vergelijking
mogelijk is, zonder dat daarbij andere metingsstukken geraadpleegd
behoeven te worden. De veldwerken bevatten o.m. de meetgetallen
behorende bij de nieuwe grenzen die de voorwerpen van transactie
deden ontstaan, grenzen dus die ter plaatse het gebied limiteren,
waarop de publikaties betrekking hebben, die geboekt staan bij
het kadastrale perceelnummer, dat aan het gebied werd toegekend.
De parcellering van een gebied kan in de loop der jaren radicaal
zijn gewijzigd; niettemin zullen de zo juist bedoelde grenzen hun
betekenis behouden voor de afbakening van de objecten waarop
de rechten betrekking kunnen hebben, die steunen op de overge
schreven en ingeschreven stukken, welke geboekt werden bij
percelen die soms jaren geleden zijn verdwenen.
Men denke hierbij bijv. aan de zgn. „hypotheekgrenzen", zijnde
de grenzen van een met een inschrijving belast perceel dat in één
of meer later gevormde percelen is opgegaan (zie art. 1245 B.W.),
of bij erfdienstbaarheden aan de grenzen van een niet meer te
onderscheiden heersend of lijdend erf. Ook wil ik hier nog noemen
het geval waarbij na ongeveer een eeuw de ontbindende voorwaarde
(deze verjaart niet!) in vervulling ging, waaronder een perceel
waarvan door vermenging met andere percelen en verdere mutaties
van de grenzen geen spoor meer was te ontdekken destijds door
een gemeente was verkocht.
Ik meen met het voorgaande te hebben aangetoond, dat het
„bewaren" van de grenzen van de gebieden waarop de publikaties
betrekking hebben van evenveel belang is, als het bewaren van de
genoemde publikaties zelf. Doordat het kadastrale kaartenarchief
met inbegrip van de veldwerken en de metingsstukken de gegevens
inhouden waarmede zowel op het kadastrale plan als op het terrein
de genoemde grenzen kunnen worden aangewezen, gegevens die
a.h.w. een lokalisering van de publikaties naar de „ruimtelijke"
indeling der rechtsobjecten mogelijk maken, vormen deze beschei
den een onmisbare aanvulling op de openbare registers.