282 In dit rapport, dat gezien moet worden als een afsluiting van het in 1958 op het Delftse F.I.G.-congres uitgebrachte verslag omtrent de huidige toestand van het kadaster, wordt in hoofdzaak het probleem van de vernieuwing en modernisering van oudere kadasters behandeld. Voorts wordt enige aandacht besteed aan de geodetische grondslagen voor de kadastrale metingen en aan de meetmethoden. De vernieuwing en modernisering van andere kadasters Sedert wij kadasters hebben, klaagt men over de gebreken, die ze vertonen. Men vergeet echter te licht aldus de rapporteur dat ook kadasters kinderen van hun tijd zijn en dat zij gelijk de meeste menselijke instituten (vooral die van de overheid), achter blijven bij de ontwikkeling van wetenschap en maatschappij. De grote statische (dus logge) massa van de kadasters maakt het moeilijk ze te wijzigen en ze aan te passen aan de voortdurend zich wijzigende maatschappelijke verhoudingen. Andere oorzaken die volgens de rapporteur er toe bijdragen dat het kadaster niet met zijn tijd meegaat, zijn o.m. de gegronde vrees dat voortdurende wijzigingen in de structuur de uniformiteit niet ten goede komt en dat bij de invoering van een kadaster alle inspanning in de eerste plaats gericht moet blijven op de voltooiing ervan. De schrijver meent voor de klachten over de gebreken van het kadaster drie oorzaken te kunnen aanwijzen: ie. de bij de oprichting heersende eenzijdige opvattingen omtrent het doel van het kadaster en de daarmede verband houdende wijze van inrichting; 2e. het geheel of ten dele falen van het kadaster in zijn bijhou- dingstaak 3e. het niet harmoniëren van het prestatievermogen of de oor spronkelijke doelstelling van het kadaster met nieuwe wensen en eisen. Hij geeft daarbij de volgende toelichting: De meeste kadasters ontstonden in de eerste helft van de vorige eeuw. Aanleiding was de reorganisatie van de grondbelasting, die weer een gevolg was van de Franse revolutie. Men beschikte evenwel nog niet over een landelijk triangulatienetde landmeetkundige techniek verkeerde nog in een beginstadium; er ontbrak geschoold meetpersoneel en een goede meetuitrusting. Bovendien stond het werk vanaf het eerste ogenblik onder tijddruk. De fiscus stelt zich tevreden met een min of meer nauwkeurige bepaling van de opper vlakte der percelen (belastingobjecten); de uit metingen afgeleide oppervlakte was altijd nog verre te prefereren boven de voorheen geschatte. De totstandkoming van het kadaster duurde zo lang, dat bij de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 32