293
temen het principe van de „line drop" toegepast. Tijdens het
aftasten van het model in profielen voor het maken van de orthofoto
wordt, op een aparte tekentafel, van hoogtelijn één naar hoogtelijn
twee een streep getrokken, van hoogtelijn twee naar hoogtelijn
drie niet, van drie naar vier weer wel enzovoorts. De hoogtelijnen-
kaart krijgt men door de uiteinden van deze strepen te verbinden.
Deze methode kost meer tijd dan het direct tekenen van hoogte
lijnen, maar de tekenaar kan storende hoogteïnformatie, van huizen
en bomen en dergelijke, herkennen en weglaten.
Zowel de orthofoto als de „line drop plot" wordt bij alle instru
menten (instrumentensystemen is eigenlijk een betere uitdrukking)
van dit type met behulp van een gesloten televisiecircuit vervaar
digd. Het verschil tussen de diverse systemen ligt vooral in het
soort correlator en het soort scan-patroon dat wordt gebruikt.
Daar hierover zelden volledige gegevens worden verstrekt, is het
bijzonder moeilijk een vergelijking te maken.
In ieder geval zijn alle systemen zeer duur. Ze zijn voor militair
gebruik ontwikkeld en moeten allerlei soorten foto's kunnen ver
werken die in de normale fotogrammetrische praktijk niet voor
komen. Bij de meeste systemen worden een stereocomparator en
een grote rekenmachine gebruikt. Het is echter wel te verwachten,
dat de nu ontwikkelde correlatiesystemen t.z.t. in eenvoudige foto
grammetrische instrumenten zullen worden ingebouwd. Zoals met
de Stereomat trouwens al is gebeurd.
Op de tentoonstelling waren te zien de GiGAS-ZEiss-Orthopro-
jector, de Wild B8 met Stereomat en de OMI-Bendix Analytical
Plotter AP-C.
Conclusie
In de komende jaren is een perfectionering te verwachten van de
automatische, correlerende instrumenten en daarmee samenhan
gend, van de instrumentbesturing. Een en ander zowel toegepast op
stereocomparatoren als op analoog werkende instrumenten.
Het voordeel van analoog werkende instrumenten is in dit verband,
dat het mogelijk lijkt, dat een rekenmachine meerdere van deze
instrumenten tegelijk zal kunnen „bedienen", terwijl bij iedere
stereocomparator continu een rekenmachine nodig is.
Ik verwacht ook, dat deze instrumenten geleidelijk aan goedkoper
zullen worden, en daarmee binnen het bereik van de normale ge
bruiker, in ieder geval van de grotere organisaties, zullen komen.
Het eerst zal dat het geval zijn met de instrumenten van het type
Orthophotoscope. Om het grootst mogelijke profijt van een fotokaart
te kunnen trekken, zal het echter nodig zijn, dat het in grote
aantallen reproduceren van foto's goedkoper wordt.
De moeilijkheid van het toepassen van automatische besturing
op bestaande instrumenten is, dat deze niet zijn berekend op de
snelle bewegingen, die de automatische besturing mogelijk maakt.
Automatische systemen zijn dan ook het eerst toegepast op in-